U bent hier: Ad Latjes Home > Autobiografie Ad Latjes 1990
    Voor de versie van dit boek ZONDER fotoos: Klik hier (175 Kb)
    English translation - Beta version - Please CLICK HERE
    Belangrijke mededeling van Ad Latjes omtrent onderstaand boek
    Onderstaande tekst is in de eerste helft van 1990 door mij geschreven, in Juli 1990 in boekvorm gepubliceerd, en in Juni 2003 ONGEWIJZIGD op het Internet gezet, alhoewel ik achteraf bepaalde dingen anders of misschien zelfs niet zou hebben opgeschreven
    Dit betekent ook dat bepaalde hieronder genoemde personen een andere functie hebben, bij 'n ander bedrijf werkzaam zijn of zelfs niet meer onder ons zijn.
    Ik heb de tekst bewust ongewijzigd gelaten omdat deze tekst ook 'n document is geworden van de tijd waarin het is geschreven, vlak na de val van de Berlijnse muur, en tijdens de opkomst van nieuwe technologieen
    Hieronder zult u tevergeefs zoeken naar mijn huidige vrouw Margaret, simpelweg omdat ik haar pas leerde kennen in Maart 1991
    Ik wens u veel leesplezier en ik hoop dat u af en toe 'n glimlach niet zult kunnen onderdrukken
    Costa Rica, Juni 2003
      De wereld van Ad Latjes
      geschreven door Ad Latjes in 1990 en gepubliceerd in Juli 1990

      INHOUDSOPGAVE
      1. De geschiedenis 1971 - 1990
      2. Wie is Ad Latjes
      3. De opmars van nieuwe technologieen
      4. Opinies
      5. European Travel Network
      6. Reisindrukken

      DE GESCHIEDENIS 1971 - 1990
      WIE IS AD LATJES?
      Vriend en vijand geven hun mening
      DE OPMARS VAN NIEUWE TECHNOLOGIEEN
      OPINIES
      EUROPEAN TRAVEL NETWORK (ETN)
      REISINDRUKKEN
      
      
      
      Dit boek is opgedragen aan...
      
      	Dit boek draag ik op aan mijn moeder en aan Ruud Storm,
      zonder wie Reisburo Ad Latjes en Malibu Travel nooit hadden bestaan,
      
      	aan Clasien, Nicole, Lilian en Henriette, met wie ik lief en
      leed heb mogen delen,
      
      	aan Agnes, Annemarie, Annemiek, Annet, Bianca, Birgit, Danielle,
      Edith, Ellen, Evelien, Gaby, Hannie, Hedy, Ilonka, Jessica, Karin,
      Kathleen, Liesbeth, Linda, Marian, Marijke, Maud, Maya, Mirelle,
      Nancy, Neeltje, Nicoline, Patricia, Petra, Rianne, Saskia en
      Wanda, die in de loop der jaren bij mij gewerkt hebben, en
      die ik heb zien opbloeien van ‘little ladies’ tot jonge,
      zelfbewuste vrouwen. Vrouwen die zich altijd honderd procent
      hebben ingezet voor de zaak, en zonder wie ik nooit zover gekomen was.
      
      	en aan allen die zonder vernoemd te worden toch weten dat 
      ze me erg na aan het hart liggen.
      
      
      Dit boek is in 1990 in een dag gezet, opgemaakt, ingedeeld en drukklaar voorbereid op de  
      modernste computers van het Electronic Publishing System van Reklamestudio Ron Koreman 
      in Best, telefoon 0499-398 672. 
      
      Alles in dit boek mag vermenigvuldigd worden zonder voorafgaande toestemming van de uitgever
      Malibu Travel, European Travel Network en Ad Latjes zijn wettig gedeponeerde handelsmerken.
      
      
      
      Voorwoord
      
             	Mijn naam is A.A.J. Latjes. Vermoedelijk kent u mij beter als Ad 
             Latjes. Sommigen uwer menen mij zelfs zo best te kennen dat ze 
             me geen goed woord gunnen. Nu heb ik natuurlijk zelf niet weinig 
             bijgedragen tot mijn eigen reputatie, maar de ruineuze rol 
             die een aantal externe factoren in dat verband heeft gespeeld 
             mag ook niet worden onderschat.
             	Wat is er precies gebeurd? Hoe diep was de put?  Wie hebben me 
             erin en wie hebben me eruit geholpen?  Waar ben ik nu? Al tijden 
             loop ik met het idee rond daar eens een boekje over open te 
             doen. Ten eerste om de gedupeerde clienten inzicht te geven in 
             de problemen waarvan zij in 1981 het slachtoffer werden. Verder 
             om mij tegen mijn vijanden te verweren en tenslotte om mijn 
             vrienden te eren. 
             	Maar ik had het altijd “te druk”. Ineens, zoals zoveel dingen op 
             een mysterieuze manier “ineens” gebeuren, was het moment echter 
             rijp achter de computer te kruipen en dit verslag te schrijven. 
             	Het is het persoonlijke verhaal geworden van een reeks turbulente 
             voorvallen, gelardeerd met reisimpressies, notities over het 
             gebruik van geavanceerde technieken bij het moderne zakendoen en 
             mijn opvattingen over internationale samenwerking, 
             personeelskeuze en publiciteit. Een bevriend journalist heeft 
             bovendien een flink aantal “omstanders” naar hun mening over Ad 
             Latjes gevraagd, zodat u het ook eens van een ander hoort.
             	Aldus heeft mijn lang gekoesterd verlangen rekening en 
             verantwoording af te leggen alsnog vorm gekregen.
             	Ik bied u, lezer, dit boekje in alle eerlijkheid aan, hopende dat 
             het onze wederzijdse verstandhouding zal verdiepen en verrijken.
      
             Amsterdam, juli 1990.
      
      
      
      Een onverwacht begin
      
            	 Juni heb ik altijd al de mooiste maand van het jaar gevonden.     
             De lente heeft haar jaarlijkse fusie met de zomer voltooid en      
             de reis naar de zon kan beginnen. Maar die junidag in 1968 was     
             de mooiste die ik in mijn toen nog maar achttienjarige leven       
             had meegemaakt. Ik had gewonnen en ik zal vertellen van wie
             en van wat.
             	Ik vermoedde wel dat ik was geslaagd voor het hbs b-eindexamen, 
             maar ik voelde toch een vage, niet onaangename tinteling van 
             onrust toen ik op die warme, jubelende junidag met mijn ouders in 
             de aula van “Saint Louis” te Oudenbosch op de uitslag wachtte. 
             Het pakte beter uit dan ik had gehoopt. Na de kakofonie van 
             nerveuze stemmen en de daarop volgende plechtige rust van de 
             diploma-uitreiking bleek dat ik een redelijke cijferlijst bij 
             elkaar had gesprokkeld en dat ik voor wiskunde, natuurkunde en 
             scheikunde tot mijn eigen verbazing zelfs 9, 8, 8 had weten te 
             scoren.
             	Ik kon niet voorkomen dat mijn moeder me trots op allebei mijn 
             wangen zoende. Mijn vader gaf me een stoere hand en zei, zijn 
             blijdschap zo goed mogelijk verbergend: ,,ze hebben je nu wel 
             geadviseerd in Tilburg economie te gaan studeren, maar zou je 
             toch niet liever naar de TH in Eindhoven gaan, met zulke mooie 
             cijfers voor de exacte vakken?” Hij doelde op een test die ik 
             kort daarvoor had afgelegd en waaruit was gebleken dat economie 
             me beter af zou gaan dan een ingenieursstudie. Ik had het best 
             gevonden. Als geboren Leeuw in het jaar van de Tijger leek het me 
             leuker lui te leven in T. dan moe te worden in E. Het zou 
             inderdaad vrij gemakkelijk blijken in het begin. Tot het 
             kandidaatsexamen economie heb ik eigenlijk nooit iets hoeven te 
             doen.
             	Een jaar na mijn geboorte zag het er absoluut niet naar uit dat 
             ik nog eens een gemakkelijk studerend ventje zou worden. We 
             woonden in Amsterdam-noord, waar mijn vader bij de PTT werkte, 
             toen ik op een uitzonderlijk warme, bijna tropische dag tegen de 
             pokken werd ingeent. Nu doen ze dat niet meer, want een op de
             zoveel duizend kinderen kan aan die combinatie van prik en 
             hitte een hersenbeschadiging overhouden. Helaas deden ze dat 
             toen nog wel en een van die ongelukskinderen was ik. Ik heb twee 
             keer kantje boord gelegen en zelfs, naar goed rooms-katholiek 
             gebruik, voortijdig het Vormsel toegediend gekregen. Ik heb het 
             gehaald, maar wel hield ik aan die pokkenprik vervelende 
             epileptische verschijnselen over. Nu, na bijna veertig jaar, heb 
             ik daar bijna geen last meer van, maar nog altijd moet ik twee 
             pillen per dag slikken. Een heel enkele keer zie ik nog wel 
             eens sterretjes. Dan ga ik even liggen en dan is het over.
            	 Dat was vroeger wel anders. Op gezette tijden kreeg ik, volkomen 
             onaangekondigd, een blackout en hup, daar ging ik weer gestrekt, 
             verwarring en schrik zaaiend onder het winkelend publiek van 
             Valkenswaard, waarheen ons gezin was verhuisd. Toen ik in de 
             vijfde klas van de lagere school zat was het zelfs zo erg dat 
             een specialist me naar Sterksel wilde sturen. Dat was een 
             speciaal tehuis voor epileptici, maar in de volksmond heette het 
             een gekkenhuis. Mijn moeder, de trotse dochter van een Brabantse 
             boer, wilde onder geen voorwaarde dat ik naar dat gesticht zou  
             gaan en koos, zij het met tegenzin, voor het alternatief dat de 
             dokter haar had gelaten: de jongenskostschool Saint Louis in 
             Oudenbosch.
      
      
      
      Harde leerschool
        
             	In 1961 kwam ik terecht in dit Roomse broederbolwerk bij 
             uitstek. Ik had veel heimwee in het begin, maar dat had iedereen 
             daar en dat moest je zelf zien op te lossen. Het was een vrij 
             harde leerschool waar je zelfstandigheid, ook emotioneel, moest 
             zien te verwerven en waar aanpassen het parool was. Het ging me 
             niet gemakkelijk af. Ik was minder volgzaam dan de broeders 
             graag zagen en rode en zwarte kaarten waren mijn deel. Een gouden 
             kaart voor goed gedrag heb ik in al die zeven jaar op Saint Louis, 
             twee klassen lagere school en vijf jaar hbs, nooit mogen 
             ontvangen hoewel ik veel, in mijn herinnering veel te veel, naar 
             de kerk ging. Pas tegen het einde van “Oudenbosch” voelde ik dat 
             mijn onbedoelde verzet zich had verzoend met de sfeer op school 
             en dat mijn individuele instelling zich had ontwikkeld tot een 
             sociaal gevoel.
             	Er was nog iets gebeurd. De ziekteverschijnselen werden steeds 
             minder en met leren ging het steeds beter. De resultaten stegen 
             elk jaar een beetje en de beste cijfers haalde ik op het eindexamen. 
             	Het had wel even geduurd - van “gekke Adje” tot 
             aankomend student en van moederskindje tot een jongen die op 
             eigen benen stond - maar uiteindelijk was het toch gelukt en op 
             die mooie junidag in ‘68 ervoer ik voor het eerst wat winnen was.
             	Achteraf ben ik blij dat ik naar Saint Louis ben gestuurd. Het 
             had niet per se zeven jaar gehoeven, maar een paar jaar met een 
             stel lotgenoten in dezelfde omstandigheden samenwerken is voor 
             iedereen een nuttige oefening in collegiaal gedrag. De meeste 
             jongens leren dat in militaire dienst, maar daarvoor was ik 
             afgekeurd vanwege mijn ziektegeschiedenis. Bovendien was mijn 
             linkeroog heel slecht. Dat doet nog steeds voor maar vijftien 
             procent dienst. Misschien heeft dat ook wel met die vermaledijde 
             inenting te maken. 
             	Ik kon dus zo van de hbs in Oudenbosch doorstomen naar de 
             Katholieke Hogeschool in Tilburg. De studie bleek, zoals gezegd, 
             mee te vallen en tot mijn genoegen kon ik mijn aandacht in 
             redelijke mate aan andere zaken wijden dan aan de leer van de 
             statistiek en de geheimen van het bankwezen.
             	Ik begon met het organiseren van vakantiewerk in het buitenland 
             voor medestudenten en tot op de dag van vandaag vraag ik me 
             verbaasd af waarom ik uitgerekend die vrije-tijdsbesteding heb 
             gekozen, waaraan ik mijn latere beroep heb te wijten en te 
             danken. Ik weet het nog steeds niet. Ik vermoed omdat niemand 
             anders het deed. Als zo’n vacuum zich in de een of andere 
             vorm aandient, wil ik er nog wel eens inspringen. Misschien 
             is dat om anderen te helpen die anders verstoken blijven van 
             informatie; misschien is het om mezelf te kietelen. Ik vind het 
             nu eenmaal leuk een potje te pionieren. De behoefte om iets tot 
             de bodem toe uit te zoeken en de gevonden kiem zo te 
             vertroetelen dat het een kasplantje en later een gezonde boom 
             wordt, hoort blijkbaar bij me.
      
      
      
      A.Peefa
      
             	Hoe dan ook, eerst aarzelend en onbeholpen, later vaardiger en 
             efficienter richtte ik me op de reisbehoeften van mijn Tilburgse 
             collega’s. Er was vraag en er was aanbod. Wat kon een 
             economiestudent met veel vrije tijd zich nog meer wensen dan die 
             twee fundamentele gegevens met elkaar in contact te brengen? Het 
             begin gaat schuil in de nevelen der vergetelheid, maar op een 
             gegeven moment kon ik iemand aan het adres helpen van een 
             kibboets waar men buitenlandse vrijwilligers kon gebruiken. Ik 
             was dat ergens tegengekomen, bij toeval - en dan niet in de 
             medische betekenis van het woord! Na dat eerste “succes” was 
             mijn belangstelling voor het bemiddelen van vakantiewerk ontwaakt 
             en hielp ik vrienden die druiven wilden plukken in Frankrijk of 
             tomaten in Canada aan de nodige contacten.
             	Tegenwoordig is er een uitzendburo dat adverteert met de 
             leus: “zij zocht, ik vond” en dat slaat dan op een rechtenstudente 
             die geld wil verdienen en door een gis dametje van dat buro aan 
             parttime-werk op een advocatenkantoor wordt geholpen. Zo ongeveer 
             zag mijn baantje er ruim twintig jaar geleden ook uit. Ongeveer, 
             want het ging om jongens (meisjes waren er toen nog niet veel in 
             Tilburg) die een kortstondig vakantieklusje zochten en bovendien 
             moest ik er, in tegenstelling tot het uitzendburo, vooral in 
             het begin geld op toeleggen. Maar ik deed het gek genoeg graag.
             	Urenlang zat ik op mijn huurkamertje ambassades, buitenlandse 
             verkeersbureaus en reisorganisaties aan te schrijven om aan 
             geschikte adressen te komen, die ik dan gratis aan 
             geinteresseerde medestudenten doorgaf, want aan betalen dacht 
             niemand. Met name beginnende Tilburgse economen moesten nog
             leren  dat alleen de zon voor niets opgaat, maar ik zat daar niet mee. 
             	Wellicht kwam dat door die kostschool waar elkaar helpen als een 
             natuurwet gold of door het rijke roomse leven, waarin ik was gepokt(!) 
             en gemazeld en dat immers een gouden toekomst reserveert voor 
             degenen die zich eerst belangeloos jegens anderen hebben ingezet.
             	In dat laatste geloofde ik destijds heilig. Niet alleen ging de 
             nooddruft van mijn reislustige, maar armlastige collega’s mij ter 
             harte, ik was ook danig begaan met het lot van de rest der 
             wereldbevolking. Als ergens in een ver land iemand met een 
             spectaculaire daad de rechtvaardige zaak had gediend, liet ik 
             via een ingezonden brief in De Telegraaf, De Volkskrant of het 
             AD weten hoezeer ik dat waardeerde. Ik heb er tientallen 
             geschreven en allemaal onder het ingewikkelde pseudoniem A. 
             Peefa, waarin de A stond voor Ad, de Pe voor P, de ef voor F en 
             de a voor A. En PFA betekende dan weer Peace for All. Als iemand 
             zich uitzonderlijk had onderscheiden inzake Vrede en 
             Gerechtigheid gooide ik er nog een persoonlijke brief achteraan. 
             	Door alleen de edelmoedige staatslieden aan te schrijven, wist 
             ik mijn correspondentie nog enigszins binnen de perken te houden, 
             maar niettemin kostte mijn brave hobby mij nog heel wat energie, 
             briefpapier en dure postzegels. Tot mijn verbazing kreeg ik 
             altijd netjes en soms heel persoonlijk antwoord. Ik herinner me 
             bijvoorbeeld dat Abba Ebban, de toenmalige Israelische minister 
             van Buitenlandse Zaken en de Amerikaanse senator Edward Kennedy 
             me een brief terugstuurden waaruit duidelijk bleek dat ze
             reageerden op wat ik had geschreven. Het waren de jaren ‘68, ‘69, 
             ‘70. Revolutionaire jaren voor de wereld, bewogen jaren voor A. 
             Peefa. Daarna besloot iedereen min of meer gelijktijdig wat meer 
             aan zichzelf te denken. De idealen gingen de koelkast in; de 
             commercie lonkte.
      
      
      
      Ijscoboer
      
             	Mijn pro-deohandeltje in vakantiebemiddeling groeide. Ik vond 
             het spannend buitenlandse adressen op te sporen en te 
             catalogiseren, maar terwijl men om mij heen vrolijk fluitend de 
             rugzak pakte en op reis ging, zat ik in Tilburg almaar de 
             administratie bij te houden. Pas in 1971 kwam daar verandering 
             in. Onder het motto dat het de hoogste tijd werd mijn eigen 
             lijsten te controleren, vertrok ik in januari van dat jaar naar 
             Israel. Zes weken lang zwierf ik door het land en bezocht ik 
             diverse kibboetzim. Tegen het einde van deze eerste, buitenlandse 
             vakantietrektocht in mijn leven kwam ik, in Eilat, een Amerikaans 
             echtpaar tegen dat me hartelijk uitnodigde voor een verblijf in 
             zijn huis te San Francisco. Het was uiteraard niet de bedoeling 
             dat ik ook echt zou komen, maar mijn argeloosheid kende in die 
             dagen nog geen grenzen en in september ‘71 stond ik bij die 
             mensen op de stoep, na eerst een week tomaten te hebben geplukt 
             bij een Nederlandse boer in Canada.
             	Mijn logeerpartij in Frisco duurde niet lang, zo argeloos was ik 
             nu ook weer niet, maar lang genoeg om te herstellen van de 
             zonnesteek die ik in Toronto had opgelopen. Opgelapt vervolgde ik 
             mijn reis, die via Los Angeles en Las Vegas naar Long Beach 
             leidde waar ik, weer toevallig, een schatrijke ijscoboer tegen 
             het omvangrijke lijf liep. Hij had ik-weet-niet-hoeveel 
             karretjes die allemaal bemand moesten worden met jonge, actieve 
             ijsjesverkopers, maar daaraan schortte het blijkbaar, want hij 
             vroeg mij of ik het jaar erop voor maar liefst veertig jonge, 
             actieve werkstudenten uit Holland wilde zorgen. Ik was immers 
             travel agent for students. Inderdaad had ik mij als zodanig 
             voorgesteld, niet gehinderd door enige bescheidenheid en zeker 
             niet vermoedend dat ik mijn leven daarmee een definitieve duw 
             richting “ticketboer” zou geven. De ontmoeting met die 
             Amerikaanse ondernemer in Long Beach zou namelijk, naar later 
             bleek, het moment markeren waarop mijn onbezoldigde 
             bemiddelingsjob in Tilburg een nieuwe en lucratieve dimensie 
             kreeg. Een vaart ook, die ik in het verdere verloop van dit 
             relaas hoop te evenaren.                             
             	Wat was het geval? De veertig Nederlandse jongens, die bij 
             Disneyland, op het strand, in honkbalstadions en op andere drukke 
             plekken van de Amerikaanse westkust ijs moesten verkopen, zouden 
             wel veel geld verdienen - duizend gulden per week - maar de reis 
             erheen kostte toen ook nog veel geld: ongeveer drie weken ijs 
             verkopen. Ik begreep dat ik daar in Tilburg niet mee aan hoefde 
             te komen. Wilde ik veertig kandidaten krijgen, dan moest ik eerst 
             een goedkope vlucht naar de VS zien te vinden. En dat lukte. 
             	Gedwongen door de omstandigheden, zie boven, ging ik op de 
             goedkope-tarieventoer en kon ik mijn medestudenten al spoedig 
             discount-tickets naar LA, maar ook naar andere bestemmingen in 
             Amerika en de rest van de wereld aanbieden. Op dat spoor ben ik 
             doorgegaan, tot op de dag van vandaag, maar die veertig Brabantse 
             jongens zijn bij mijn weten nooit bij die Amerikaanse ijscoboer 
             terecht gekomen. Het was niet meer nodig.
      
      
      
      Ticketboer bij toeval
                   
             	De eerste stap op weg naar het toen nog onbekende gat in de 
             lage-prijzenmarkt was moeilijk, maar ik kreeg een kontje van Het 
             Geluk. Direct na terugkeer uit de Verenigde Staten had ik 
             contact gezocht met een emigrantenreisburo dat voor zijn leden 
             betaalbare charters organiseerde naar verwanten in het 
             buitenland. Een reisje naar New York kostte bijvoorbeeld maar 400 
             gulden; een ticket naar Los Angeles 900. Dat was nog een hele 
             som voor behoeftige beursstudenten, maar al aanzienlijk 
             voordeliger dan de officiele prijs en in overleg met dat 
             reisburo plakte ik zo ongeveer de hele Hogeschool dicht met 
             grote posters waarop de goedkope tarieven stonden vermeld. De 
             meeste belangstellenden hadden weliswaar geen geemigreerde 
             familieleden die ze dringend wensten te bezoeken, maar ze werden 
             stilzwijgend tot die categorie gerekend als ze maar zes maanden 
             lid van de club waren. Dat had ik ook op die affiches moeten 
             zetten: “boeking een half jaar vantevoren!”
             	Het bleek, althans in mijn omgeving, een onhaalbare kaart. Elke 
             dag kreeg ik wel iemand op bezoek die zei: “leuk hoor, zo’n reis 
             naar Amerika, en niet duur, maar die lange inschrijftijd is 
             natuurlijk belachelijk. Regel effe voor me dat ik volgende week al 
             naar New York kan.” Of volgende maand. Of tijdens de grote 
             vakantie. Maar dat kon nu juist niet. De emigrantenorganisatie 
             was wel goed, maar niet gek en op een Hollandse manier stipt en 
             streng. Ik zat met mijn handen in haar.
             	En toen kwam de gelukstreffer waarover ik eerder sprak. In 
             januari 1972 las ik in de International Herald Tribune een 
             advertentie van een aantal reisburoos in Londen dat goedkope 
             vliegreizen over de hele wereld aanbood. Als ik die krant niet 
             had gelezen, had ik dat niet geweten en als ik niet voor een kort 
             vakantietripje in het Zwitserse Lausanne was geweest waar geen 
             Nederlandse bladen voorradig waren, had ik die krant niet 
             gekocht. Waar vakantie al niet goed voor is.
             	Ik zag “handel”, mijn moeder een verzetje en samen gingen we in 
             maart ‘72 met de boot en de trein naar Londen waar ik de zes 
             reisburoos bezocht die ik in de Herald Tribune had aangekruist 
             omdat ze de voordeligste Amerika-tarieven aanboden. Want ik was 
             nog steeds uitsluitend in de Verenigde Staten geinteresseerd 
             vanwege die dikke meneer in Long Beach met zijn veertig 
             vacatures. In Londen viel ik van de ene verbazing in de andere. 
             	Alles kon! Er werden daar reizen aangeboden met een korting 
             waarvan je in Nederland alleen maar kon dromen. Maar ook 
             emigrantenvluchten inclusief lidmaatschapskaarten. De handelaars 
             hadden die kaarten bij tientallen in hun achterzak om ze 
             beduimeld en minstens een half jaar oud te doen ogen. Een 
             gedateerd stempel erop, een handtekening en de volgende dag kon 
             je als klant met een goedkope vlucht mee om je “familie” in 
             Australie te bezoeken. Dat brave gedoe van ons waren ze daar 
             allang vergeten.
             	Maar ik nog niet en die half illegale lidmaatschapsreizen liet ik  
             dan ook links liggen. Er was aanbod genoeg op de legale 
             discount-markt en dat kwam omdat juist in die tijd de jumbo’s, 
             zoals de Boeing 747, werden geintroduceerd. Joekels van 
             toestellen, nu volkomen ingeburgerd, met honderden stoelen erin, 
             die de luchtvaartmaatschappijen allemaal aan de man moesten zien 
             te brengen. Dat deden ze door tickets in het buitenland tegen 
             dumpprijzen aan te bieden: vijftig tot zeventig procent onder de 
             officieel gepubliceerde tarieven. Hun motto was: liever een half 
             ei dan een lege dop. Door de kolossale en vrij plotselinge 
             capaciteitsuitbreiding en door de reactie van de internationale 
             luchtvaartmaatschappijen daarop, ontstond er in het begin van de 
             jaren zeventig een heel aparte markt in voordelige 
             vliegbiljetten.
      
      
      
      Luilekkerland
      
             	Londen was een van de knooppunten in dat circuit en zonder zelfs 
             maar te beseffen wat de achtergronden waren, was ik op het juiste 
             moment op de juiste plaats beland: het luilekkerland op 
             luchtvaartgebied. Ik kon kopen wat ik hebben wilde. 
             Noord-Amerika, Zuid-Afrika, het Verre Oosten en allemaal voor de 
             halve prijs of minder. De hele wereld lag ineens open voor een 
             Tilburgs studentje van 21, dat zomaar het beloofde land 
             binnenbuitelde.
             	Nog een beetje verdoofd door al het nieuwe dat ik tegenkwam, 
             legde ik de nodige contacten. Eenmaal thuis en weer klaarwakker 
             zette ik een advertentie op de voorpagina van De Telegraaf waarin 
             ik Bangkok, Bombay en Johannesburg tegen afbraakprijzen aanbood. 
             	Het tarief voor Johannesburg weet ik nog: 1295 gulden. Daar 
             verdiende ik 95 gulden op, maar de reiziger 2500 of daaromtrent, 
             namelijk het verschil met de “normale” prijs. Een journalist 
             heeft me eens gevraagd waarom ik van de ene dag op de andere uit 
             de schaduw van het studentengescharrel stapte en in de zon van de 
             landelijke publiciteit ging staan. Het antwoord was simpel. Toen 
             ik eenmaal toegang had gekregen tot dat droomdomein van de 
             voordelige vluchten, wilde ik die informatie ook verzilveren, 
             want ik had nog steeds geld nodig om mijn Tilburgse 
             vakantiebemiddelingsburootje te financieren. Daar was ook in 
             1972 nog sprake van. In die zomer heb ik nog collega’s naar 
             Canada gestuurd om er tomaten te plukken. Ik zag dus eindelijk 
             mijn kans schoon wat terug te verdienen van de onkosten die ik 
             had gemaakt. De advertentie sloeg in als een bom. De gevestigde 
             reiswereld in Nederland reageerde alsof ze door mijn toedoen in 
             een klap tot de bedelstaf was gebracht, maar buitenlandse 
             luchtvaartmaatschappijen zagen juist brood in mijn initiatief. 
             	Kuwait Air bijvoorbeeld belde me op met het verzoek of ik vanaf 
             Amsterdam goedkope tickets voor haar wilde verkopen. Dat wilde ik 
             wel en aangemoedigd door dit telefoontje ging ik zelf op zoek 
             naar meer gegadigden. Bij de meeste maatschappijen lukte dat 
             niet, maar bij sommige wel en tot mijn verrassing harkte ik 
             op die manier een eigen discount-marktje bij elkaar.
             	Ik was in zaken. Tot ongenoegen van mijn hospita want in de 
             Tobias Asserstraat te Tilburg waar ik op een hoog mijn kamertje 
             had, stonden de H.H.Studenten op de trap te wachten tot ze aan de 
             beurt waren om tegen een zacht prijsje een mooi reisje te 
             versieren. Zo waren we niet getrouwd, meende ze, en of ik maar 
             wilde vertrekken. Nu geviel het dat ik door mijn in het oog 
             lopende activiteiten, althans buiten de collegezalen, een zekere 
             naam had verworven en in de Hogeschoolraad terecht was gekomen. 
             	Als lid van de subsidiecommissie zat ik daar naast de jongen die 
             over de studentenhuisvesting ging en die mij kon helpen aan een 
             pand dat elk moment kon worden afgebroken, maar dat er nog steeds 
             staat. Afbraakprijzen in een afbraakpand, die symboliek stond me 
             wel aan.
      
      
      
      Gideonsbende
      
             	Ik verhuisde en verlengde het “bespreekuur” tot een halve 
             middag, later tot een hele en tenslotte tot een dag. De 
             dommelende jongeling uit Valkenswaard had zich ontpopt tot een 
             wakkere reisagent die in 1972 voor ruim zes ton aan tickets 
             verkocht en daar netto een procent aan overhield. Het werd tijd 
              met studeren op te houden. Ik haalde nog wel mijn kandidaats 
             economie, maar toen was het ook afgelopen. Ik stortte mij 
             full-time in de reisbusiness en liever dan doctorandus worden 
             werd ik eigen baasje. Ik kreeg hulp van de dochter van de 
             buurman en kort daarna van Clasien, mijn latere vrouw. Samen 
             verwerkten we de toenemende stroom telefoontjes die binnenkwam, 
             want we bleven adverteren. Als het maar even kon trok ik er op 
             uit om kennis te vergaren over de branche waar ik nu dan wel 
             inzat, maar waar ik eigenlijk bitter weinig vanaf wist. Gelukkig 
             wist maar een beperkt aantal mensen in de hele wereld - en bij 
             mijn weten niemand in Nederland - welke geheimen de nog prille 
             handel in discount-tickets in zich borg en het was zaak van meet af 
             aan bij die gideonsbende “aan te pikken”, zoals wielrenners 
             zeggen. Wie biedt Waar het Goedkoopste vliegbiljet aan? Daar ging  
             het mij en mijn buitenlandse collega’s om en daarover informeerden 
             wij elkaar. Zo ontstond langzamerhand een kring van relaties, 
             een soort inlichtingendienst op het gebied van goedkope reizen, 
             met als enig doel de klant een zo gunstig mogelijke aanbieding te 
             kunnen doen.
             	Elke twee weken reisde ik van Tilburg naar Brussel en bijna elke 
             maand naar Londen om luchtvaartmaatschappijen te bezoeken, de 
             markt te verkennen en tickets te kopen. Hetzelfde deed ik 
             regelmatig in Duitsland, Luxemburg en Parijs, maar met de 
             Fransen kon ik om de een of andere reden niet goed overweg. 
             Verschrikkelijk volk, zakelijk. (uit wraak noem ik een bureau 
             sindsdien een buro!) Mijn eerste conflict was dan ook met 
             een Franse maatschappij, al kwam dat niet voort uit 
             incompatibilite d’humeur (niet voor niets Frans voor de pest 
             hebben aan een ander) maar uit het kernprobleem van het 
             discount-bedrijf. De kwestie zat, kort gezegd, als volgt in 
             elkaar. In Londen kocht ik het al eerder genoemde traject 
             Londen-Parijs-Johannesburg voor een spotprijs van de Franse 
             maatschappij UTA. Het was dan wel de bedoeling (van UTA) dat de 
             client ook in Londen opstapte, maar dat deed geen mens. Men vond 
             het gemakkelijker en ook goedkoper naar Parijs te reizen. Vooral 
             voor mijn Tilburgse ex-studiegenoten die naar Zuid-Afrika wilden 
             was dat voordelig, want ik kon ze voor 27 gulden een 
             treinretourtje Roosendaal-Parijs aanbieden dat ik met een flinke 
             korting van een Belgische studentenorganisatie had gekocht. Die 
             jongens meldden zich dan monter aan de incheck-balie van UTA met 
             een ticket waaruit ik het stuk Londen-Parijs had gescheurd. Daar, 
             in Parijs, begreep men alras uit de opgetogen gesprekken van de 
             heren - want zien kon men het niet aan het biljet - dat er veel 
             minder voor was betaald dan de volle mep. Het gevolg was een boos 
             telefoontje naar het UTA-kantoor in Amsterdam, dat uiteraard van 
             niets wist. De manager die toen in Parijs met het probleem werd 
             geconfronteerd, is nu de UTA-man in Amsterdam. Hij groet me nog 
             steeds niet. Na achttien jaar.
      
      
      
      Zondebok
      
             	Het duurde niet lang of ook de KLM begon zich te roeren. Hoewel 
             zij zelf als een der eerste maatschappijen met prijsdumping in 
             het buitenland was begonnen, moest zij tegenover haar 
             binnenlandse passagiers, die immers het “normale” tarief 
             betaalden, de schijn wekken dat een discount-vogel als Ad latjes 
             van bedenkelijk allooi was. Zij waagde het zelfs een keer in het 
             openbaar te zeggen: “u kent ze wel, die goedkope reisbureaus die 
             op de voorpagina van de kranten adverteren. Die zijn allemaal 
             onbetrouwbaar!” De KLM keek wel uit om man en paard te noemen, 
             maar het was overduidelijk dat ze mij en mijn medewerksters 
             bedoelde, want wij waren de enigen in Nederland die op de 
             voorpagina van diverse kranten met enorme kortingen adverteerden.
             	Het deerde me niet. Het hoorde blijkbaar bij het spel, al was het 
             een uitermate hypocriet spel. Op recepties van 
             luchtvaartmaatschappijen ging ik - bij verstek - over de tong, 
             want zelf verscheen ik nooit. Dan ontkende bijvoorbeeld de 
             manager van Sabena in Nederland, bij wie ik net een paar tickets 
             Amsterdam-Brussel-Chicago voor maar duizend gulden had gekocht, 
             tegenover luchtvaartcollega’s glashard dat die dingen bij hem 
             vandaan kwamen. Die zou ik in een ander buitenland hebben        
             gekocht, jokte hij dan. Men zadelde mij op met de eigen 
             onnetheden en stuurde mij dan als zondebok de woestijn in. Die 
             rol beviel me best. Ik ging alleen naar feesten of partijen van 
             maatschappijen die er rond voor uit kwamen dat ze met mij zaken 
             deden, zoals Kuwait Airways, Iraqi Air, de Jordaanse Alia en nog 
             een paar. Zij achtten en erkenden mijn persoon en mijn werk; veel 
             andere in het wereldje minachtten en miskenden mij. Uit jaloezie 
             en kinnesinne, want de klanten stroomden toe.
             	In 1973 boekte mijn bedrijfje een omzet van 1,3 miljoen gulden. 
             En elk jaar ging het beter. Ik adverteerde onder mijn eigen naam 
             in Nederland en Belgie en verhuisde van het afbraakpand naar een 
             huurhuis aan de Heuvelring in Tilburg omdat er steeds meer 
             meisjes kwamen werken. Allemaal vriendinnen van elkaar die geen 
             jongens in hun midden duldden omdat die dan meteen, zoals zij 
             vreesden, de baas zouden gaan spelen. Zeven jaar nadat ik met 
             mijn moeder naar Londen was gegaan om als novice te worden 
             ingewijd in de geheimen van de discount-alchemie, was ik redelijk 
             bedreven geraakt in deze ondoorzichtige kunst. Ik verkocht dat 
             jaar - 1979 - voor zeveneneenhalf miljoen gulden aan tickets en 
             ik besloot twee stappen te wagen om nog wat verder te komen.
             	Ten eerste kocht ik een pand in de Telegraafstraat(!) te 
             Tilburg, want we waren alweer uit ons jasje gegroeid en ten 
             tweede begon ik op Prinsjesdag ‘79 als eerste te adverteren op 
             Viditel. En niet zo zuinig ook. Iedereen die daarvoor de 
             mogelijkheden had kon de achtduizend (8000) pagina’s 
             reisinformatie op zijn televisiescherm krijgen die ik na maanden 
             van voorbereiding had samengesteld: prijzen, bestemmingen, 
             hotels, toeristische tips, maar ook honderden Belgenmoppen. Die 
             waren toen in de mode en het leek me ludiek, dat was ook in de 
             mode, om mede via dit schertsartikel van me te laten horen. 
             AD en Elseviers Weekblad schreven, onder andere, in datzelfde jaar 
             grote artikelen over het discount-fenomeen en het gevolg van een 
             en ander was dat ik in 1980 een verdubbelde omzet boekte: vijftien 
             miljoen gulden!
      
      

    Elseviers Weekblad 21 Juni 1980


    Algemeen Dagblad 15 Augustus 1981


    Advertentie April 1981


      
      
      Rage
      
             	Ik was 30 jaar. In Tilburg zaten inmiddels twaalf meisjes, 
             vooral telefonisch, reizen te verkopen en in de Leidsestraat te 
             Amsterdam drie. Dat bijkantoor hadden we in de zomer van 1980 
             geopend. Clasien, met wie ik inmiddels was getrouwd, belastte 
             zich speciaal met dit filiaal en twee maanden na de opening 
             moest zij een nummertjesautomaat neerzetten, net als bij de 
             slager of het postkantoor, zo druk was het. Ook in Amsterdam 
             verkochten we alleen voordeelvluchten buiten Europa en het 
             Middellandse Zeegebied. Een routineticket was in tien minuten 
             bekeken, een reis om de wereld boeken duurde hooguit twee keer zo 
             lang, maar nog stonden de mensen soms een uur in de rij om 
             speciaal door Ad Latjes goedkoop te worden vervoerd. Het was een 
             rage geworden en de verkoop blijkbaar een attractie, want vaak 
             kwamen managers en andere personeelsleden van 
             luchtvaartmaatschappijen tussen de middag even bij ons langs om 
             te kijken hoe snel we de mensen “verwerkten”. Ik kocht een 
             grachtenhuisje in Amsterdam voor Clasien en het personeel, een 
             etage in een nieuw kantoor naast het station van Tilburg en een 
             sporthal, ook in  Tilburg, want de behuizing in de 
             Telegraafstraat - die ik overigens aanhield -  was alweer te 
             klein geworden.
                  
      
      
      Het einde van een jongensdroom
                   
             	En toen ging het mis. Nogal logisch, zult u mischien zeggen, met 
             al die huizen, maar dat was het niet. Ik had inderdaad 
             voorzichtiger moeten zijn en de financiering van het onroerend 
             goed - vier panden in totaal - inbraakbestendiger moeten 
             regelen, zoals in de loop van dit verhaal zal blijken, maar de 
             aankopen op zich waren in meer dan een opzicht verantwoord. Een 
             belangrijk aspect was dat ik er een eigen spaarpot mee bedoelde 
             te creeren, een kapitaal-achter-de-hand voor het geval er iets 
             mis mocht gaan met mijn reisburo, want van het garantiefonds 
             van de ANVR, de Algemene Nederlandse Vereniging van 
             Reisondernemingen, kon ik per definitie geen lid worden. 
             	Die club was niet bepaald met mij ingenomen, om het zachtjes uit 
             te drukken. De reisburoos kregen immers om de haverklap muitende 
             mensen aan de balie die zeiden: “hoe kan dat nou? Bij Latjes kost 
             het zoveel en jullie vragen voor dezelfde reis twee keer zoveel!” 
             	Dat viel uiteraard niet uit te leggen, behalve dan met de stereotype 
             verwijzing naar mijn vermeende malafide manier van zakendoen; een 
             smoes die overigens steeds zwakker werd naarmate mijn positie op de 
             reismarkt sterker werd en het leger tevreden Latjes-toeristen 
             groeide. Hoe dan ook, ik kwam er bij de ANVR niet in. Al had ik 
             alle garanties op tafel gelegd, dan nog had men mij uit 
             psychologische redenen niet geaccepteerd. Punt uit. Ik moest dus 
             zelf een financiele buffer zien te vormen en dat was mijn 
             onroerend goed.
             	Maar ook zuiver zakelijk gezien leek het kopen van huizen op dat 
             moment een verstandige zet. Ik had het gevoel dat ik op die 
             manier niet wild en overmoedig, maar juist behoorlijk 
             conservatief met mijn geld omsprong. 
             	Het pand naast het station was representatief en gloednieuw. Wij 
             waren de eerste koper van een ruim kantoor, maar net toen we erin 
             zouden trekken deed zich een nog mooiere gelegenheid voor: een 
             sporthal met een riante behuizing voor ons groeiende bedrijf. De 
             hal verhuurde ik en dat ging goed. Het pand naast het station 
             deed ik meteen in de verkoop, maar dat ging niet goed, want vrij 
             plotseling deed zich een malaise in die sector voor en voor mijn 
             faillissement (najaar ‘81) ben ik dat niet kwijtgeraakt. Maar er 
             was nog geen man overboord. Ik kon alles ordentelijk behappen. Op 
             een gedeelte van de panden rustte een hypotheek. De rest was 
             gefinancierd met eigen vermogen en met een 
             rekening-courantkrediet van vier ton bij de ABN in Tilburg. De 
             bank vond het allemaal net zo verantwoord als ikzelf en onze 
             verstandhouding was uitstekend, zowel zakelijk als prive. Ik weet 
             dan ook zeker dat het opzeggen van de rekening-courant van 
             hogerhand kwam, want dat gebeurde er in maart ‘81.
      
      
      
      Fout
      
             	Vanaf die datum moest ik van de vier ton krediet nu eens twintig 
             dan weer dertig mille en soms nog meer per week aflossen. De man 
             van de bank in Tilburg zei van de ene dag op de andere: “Volgende 
             week mag u nog maar 380.000 gulden rood staan.” En de week erop 
             bepaalde hij weer een nieuwe grens. Ik protesteerde natuurlijk, 
             maar hij was niet te vermurwen. Ik had, nogmaals, het gevoel dat 
             hij op de beslissing mijn krediet drastisch in te dammen 
             persoonlijk geen invloed had, maar daar schoot ik weinig mee op 
             en uit de economiecolleges herinnerde ik mij nog wel dat een 
             rekening-courant per dag opzegbaar is. De man stond dus formeel 
             in zijn recht en meer nog dan het besef welk een financiele ramp 
             mij te wachten stond, realiseerde ik me op dat moment glashelder 
             welke fout ik had gemaakt.
             	Niet dat ik vier huizen had gekocht. Niet dat ik me in mijn 
             weerbarstige vak vaak als een provo had gedragen en ooit een 
             radiozender op mijn dak had gehad die drie maanden lang dag en 
             nacht muziek en reclameteksten had uitgebraakt. Zelfs niet dat ik 
             ook nog eens drie weken een illegaal tv-station had gehad waarmee  
             ik alle James Bondfilms de Tilburgse huiskamers had 
             ingestuurd. Maar wel dat ik mijn onroerend goed niet beter 
             had beveiligd en dat ik in plaats van een langlopende 
             financiering of een aparte bv, voor zo iets wankels als een 
             rekening-courant had gekozen. Ik kon me wel voor mijn kop slaan, 
             want ik wist meteen dat het afgelopen was. Als je netto drie ton 
             per jaar verdient, kun je niet vier ton binnen een paar maanden 
             betalen. Dat vertelde ik ook tegen die bankier. “Zo gaat het mis. 
             	Op die manier ben ik binnen de kortste keren bankroet.” Wat hij 
             toen opmerkte, wellicht in een zwakke poging het leed wat te 
             verzachten, zal ik nooit vergeten. “Ach, meneer Latjes,” zei hij,  
             “er gaan er tegenwoordig zoveel failliet, u kunt er ook nog wel  bij.” 
             	Op weg naar huis piekerde ik me suf. Wat ik maar niet begreep en 
             wat ook de bank me niet wilde of kon uitleggen was waarom ik 
             ineens zo werd afgeknepen. Ik was een goede klant van de ABN. Ik 
             deed er al mijn zaken - er ging zestien miljoen gulden bij ons om 
             - en ik denk dat ik in totaal rond een ton per jaar bij de ABN 
             binnenbracht aan kosten, provisie en rente. Daar konden zeker 
             twee mensen op de bank van worden betaald. Ik was een kip met 
             gouden eieren. Waarom zou de ABN die dan slachten? Er moest iets 
             bijzonders aan de hand zijn. Pas een half jaar later kwam ik te 
             weten wie het poeliersmes had gehanteerd.
             	Op 16 oktober 1981 was het gebeurd met de koopman. Een vrijdag. 
             Er stond nog veertigduizend gulden open bij de bank. Die moest ik  
             betalen met het laatste geld dat nog in kas was. Geld dat 
             vierhonderd klanten hadden gestort, maar waarvoor zij nog geen 
             ticket hadden gekregen. 
      
      
      
      Paradox
      
             	Hoe ik in Brussel ben gekomen weet ik niet. Het moet een 
             godswonder zijn geweest dat ik heelhuids op het vliegveld bij de 
             Belgische hoofdstad arriveerde, want totaal verdoofd zat ik 
             achter het stuur van mijn Honda Civic. Het was een milde, matte 
             najaarsmiddag - die vrijdag in oktober - en om me heen zullen de 
             meeste automobilisten wel in een vroege weekendstemming hebben 
             verkeerd, maar als daar al iets van te bespeuren viel heb ik het 
             niet gemerkt. Ik had het te druk met mezelf. Jankend, grauw van 
             ellende en misselijk van moeheid reed ik daar en als ik er nu 
             aan terugdenk kan ik weer huilen. Ik was op de vlucht.
             	Niet in de eerste plaats uit lafheid, hoop ik, maar vooral uit 
             pure machteloosheid. Ik had een paar keer geprobeerd dr. 
             Batenburg, toen de hoogste baas van de ABN, te bereiken in een 
             wanhopige poging uitstel van executie te krijgen, maar ik kwam 
             niet verder dan zijn secretaresse. Die belde ijlings naar het 
             districtskantoor van de bank in Breda en toen ik daar in de 
             ochtend van 16 oktober aankwam, tegen beter weten in hopende op 
             het allerlaatste moment nog een regeling te kunnen treffen, werd 
             mij uiterst koel de deur gewezen.
             	Het was voorbij, mijn mooie, dwarse avontuur, en ik wist wat er 
             ging gebeuren. Straks zouden de clienten de tickets komen afhalen  
             die er niet waren. Ik wilde dat niet van nabij meemaken. Ze 
             zouden mijn hoofd eisen en ik wilde mijn eigen terechtstelling 
             niet bijwonen. Ik was toch niet in staat uit te leggen dat het 
             mijn schuld niet was dat ik ze had getild. Die paradox was me te 
             machtig. Ik durfde niet; ik kon niet. Verdrietig over mijn 
             onmacht, ziek dat iets dierbaars me was ontstolen en tegelijk 
             kwaad op mezelf dat ik het zover had laten komen, reed ik 
             naar mijn moeder om geld te lenen. Het eerste dat ze zei was: 
             “jongen, wat zie je eruit!” Dat kon kloppen. Ik was de weken 
             ervoor door de zorgen tien kilo afgevallen en mijn gezicht 
             vertoonde de topografie van de verslagenheid. We hebben niet lang 
             gepraat. We waren het er snel over eens dat tegen de ironie van 
             het lot niet viel te vechten. Ik had huizen gekocht om niet op de 
             fles te gaan. Ik was op de fles gegaan omdat ik huizen had 
             gekocht.
      
      
      
      Dorpsroddel
      
             	Ik kreeg acht- of tienduizend gulden van haar, dat weet ik niet 
             meer precies, en in mijn eentje reed ik met betraande ogen naar 
             Brussel om daar het eerste vliegtuig naar Londen te nemen. Het 
             was het begin van een treurige trektocht over de wereld die een 
             maand zou duren; een tot mislukken gedoemde poging het verleden 
             te ontlopen. Laatst las ik in een boek van Gerrit Komrij: “Heb
             erbarmen met de vluchter. Hij neemt de beklemming overal met zich
             mee. De vlucht is geen bevrijding.” En zo is het, want waar ik 
             ook ging, het beeld van vierhonderd gedupeerden reisde met me 
             mee. Het ergste was nog het idee dat zij niet wisten dat ik er 
             niet met hun geld vandoor was gegaan. De gedachte aan de puinhoop 
             die ik had achtergelaten, vergezelde me van Brussel naar Londen, 
             New York, Zurich, Bombay, Bangkok, Hawaii en Los Angeles.
             	Zelfs de aanwezigheid van mijn vriendin Nicole - die mij naar 
             Zwitserland had laten komen om vandaar naar Nederland 
             terug te keren, maar die ik in Zurich zover had gekregen dat ze 
             de rest van mijn radeloze reis meemaakte - kon het spook van de 
             kladderadatsj niet verdrijven. Dat wonderlijke woord, ik weet 
             niet eens of ik het goed schrijf, viel me ergens onderweg in en 
             liet me niet meer los. Vermoedelijk omdat de kinderlijke klank 
             net zo bizar combineerde met de onheilspellende inhoud als de 
             frivole schijn met mijn vreugdeloze zwerftocht.
             	Nicole. Aan haar heb ik veel steun gehad toen ik door de 
             krankzinnige spanning in ons bedrijf rond ‘81 Clasien was kwijt 
             geraakt en toen ik daarna ook nog eens mijn hoofd dreigde te 
             verliezen. Nicole sprak me moed in, niet in het minst toen we - 
             nadat het faillissement over de zaak was uitgesproken - op een 
             zonnige zondag van Californie naar Nederland terugvlogen. Want de 
             thuiskomst was niet gemakkelijk. Mijn ouders en mijn vier broers 
             en zusjes reageerden gelukkig heel hartelijk, hoewel ze 
             natuurlijk niet buiten schot waren gebleven. Door mijn toedoen 
             had de familienaam aanzienlijke averij opgelopen, waarvan met 
             name mijn vader nogal last had gehad. Maar het leed onder de 
             Latjes bleek spoedig geleden. Ook mijn vrienden en kennissen leken 
             blij me weer te zien. Een van hen, die door mijn faillissement 
             een flink financieel verlies had geleden, heeft me er later zelfs 
             weer bovenop geholpen. Het probleem zat ‘m in de dorpsroddel. Die 
             had verwoestender toegeslagen dan ik in mijn ergste nachtmerrie 
             had gedroomd. Ik was er met een miljoen tussenuit geknepen. 
             	Overal had ik geheime bankrekeningen, dikke auto’s en dure 
             villa’s. Tilburg gonsde van de geruchten en de flauwe grappen 
             (Sinterklaas zal dit jaar niet komen; hij heeft bij Ad Latjes 
             geboekt), alsmede de gruwelijkste woordspelingen (“Ad Gladjes”) 
             waren niet van de lucht.
      
      
      
      Twee keer door de mangel
             
             	De waarheid was dat ik totaal berooid was. Ik had geen geld, 
             behalve na enige tijd een uitkering van de gemeente. Ik had geen 
             huizen, maar een flat van een bouwvereniging. Mijn enige 
             buitenlandse bezitting - een houten bungalowtje in Florida dat ik  
             in mijn goede jaren had gekocht en betaald - was onder de 
             schuldeisers verdeeld. Ik had geen vrouw meer en ook Nicole was 
             uit mijn leven verdwenen. Ik had geen werk en, last but not 
             least, ik had geen greintje aanzien over bij de vele mensen die 
             niet wisten hoe de zaak in elkaar zat. Het enige dat ik had was 
             tijd. Ik kon volop nadenken over wat er fout was gegaan en, als 
             ik een enkele keer een optimistische bui had, hoe ik terug zou 
             komen. Hoe ik de gesjochte klanten kon helpen? Hoe het nu 
             allemaal verder moest?
             	Maar voor ik aan de toekomst kon beginnen, moest ik eerst nog 
             twee prive-rekeningen uit het verleden vereffenen. En hoe. Zelfs 
             de duivel zou moeite hebben zo’n scenario te verzinnen. Op een 
             ochtend achterin november 1981, een vrijdagochtend, werd zowel 
             mijn persoonlijk faillissement (zakelijk was dat, zoals gezegd, 
             al eerder gebeurd) als mijn scheiding met Clasien uitgesproken! 
             	Om half twaalf stond de ene zaak op de rol van de rechtbank, om 
             twaalf uur de volgende. Binnen een uur ging ik twee keer door de 
             mangel. Mijn ellende kon die dag werkelijk niet op. Het was een 
             waardige evenaring van het oude record, dat van vrijdag 16 
             oktober 1981.
      
      

    Stand Vakantiebeurs Utrecht in Januari 1981


      
      
      De wraak van een machtsmonopolist
                    
             	Geruime tijd nadat ik bankroet was verklaard, hoorde ik eindelijk 
             wie dat indirect had bewerkstelligd en waarom de kredietkraan van 
             de ABN indertijd zo abrupt was dichtgedraaid. Van verschillende 
             kanten vernam ik dat de KLM erachter had gezeten. De toenmalige 
             directeur Nederland van onze nationale luchtvaartmaatschappij heeft 
             dat bovendien tegenover journalisten laten doorschemeren. Het 
             verbaast me ook niets, al weet ik niet precies welke persoon welk 
             commando heeft gegeven. Ik denk wel dat het op topniveau is geweest 
             en dat KLM-president Orlandini er als commissaris van 
             de ABN in het voorjaar van 1981 persoonlijk op heeft aangedrongen 
             die lastige Latjes nu eindelijk eens financieel te liquideren. De 
             ABN, huisbankier van de KLM, honoreerde dit dwingende signaal 
             door mij langzaam te wurgen en wel met de voorhanden zijnde 
             strop: mijn rekening-courant! Het is niet de eerste keer dat ik 
             van deze kwalijke combine KLM-ABN gewag maak en geen van beide 
             concerns heeft het ooit ontkend. Ook Orlandini zou zeker hebben 
             geprotesteerd als hij het niet had gedaan.
             	De KLM wilde me kwijt. Eind ‘79 had ze al geprobeerd mij uit te 
             kopen. Dat was tijdens een beurs in Londen. De Europese 
             vertegenwoordiger van de nationale Peruaanse 
             luchtvaartmaatschappij nodigde mij toen uit voor een diner in het 
             Ritz Hotel, het duurste van heel Engeland. Na enige inleidende 
             verhalen vertelde hij mij dat hij door de KLM was gemachtigd mij 
             vijf miljoen dollar te bieden als ik bereid was mijn 
             discount-handel te staken. Ik zei dat ik daar niets voor voelde 
             en vanaf dat moment was de totale oorlog tussen de KLM en mij 
             uitgebroken.
             	In januari of februari 1981, dus kort voor ik van de ABN te horen 
             kreeg dat mijn rekening-courant moest worden afgebouwd, kwam ik 
             opnieuw in botsing met de KLM. Ik stond op een beurs in Utrecht 
             in mijn eigen stand te praten met de manager-Nederland van 
             British Airways toen iemand van de KLM passeerde. De volgende dag 
             werd de Engelsman door de KLM opgebeld met de boosaardige
             boodschap: als jullie zaken doen met Latjes, hangen we jullie op 
             aan de hoogste boom van Amsterdam.
             	Nu was dat niets bijzonders, want al in ‘75 werd Singapore 
             Airlines bedreigd met het intrekken van de landingsrechten als 
             die maatschappij tickets aan mij zou leveren. En de Sabena kreeg 
             in die jaren op haar kantoor aan het Leidseplein regelmatig 
             KLM’ers op bezoek die dan met de vuist op tafel sloegen en riepen 
             dat de Belgen niets aan mij mochten verkopen. Elke maand hoorde 
             ik wel van deze of gene maatschappij dat ze op een receptie of 
             een vergadering door de KLM was gesommeerd mij links te laten 
             liggen.
      
      
      
      Poets
           
             	Terug naar Utrecht, naar de beurs in ‘81. Nadat de man van 
             British Airways van de KLM te horen had gekregen dat hij gevaar 
             liep te worden opgeknoopt, kwam ik hem weer tegen. Hij vertelde 
             mij het verhaal en toen dacht ik: dit wordt te gek! Ik moet een 
             tegenzet doen om te tonen dat ik niet over me laat lopen. Ik heb 
             toen op de voorpagina van De Telegraaf het traject Amsterdam-New 
             York voor 650 gulden aangeboden. Per KLM! Dat was vijftig 
             gulden onder het tarief waarmee de KLM zelf adverteerde. Elk 
             ticket kostte me dus vijf tientjes, maar dat was het me dubbel en 
             dwars waard want ik suggereerde met mijn actie niet alleen dat de 
             KLM zaken met mij deed, maar ook nog dat zij onder de prijs aan 
             mij verkocht. Financieel leed ik verlies, maar psychologisch 
             boekte ik winst, want de KLM werd doodziek van de telefoontjes 
             die zij kreeg. Het verhaal van al die opbellende luchtvaartagenten 
             was steeds hetzelfde: “wij horen nu al bijna tien jaar dat Latjes 
             door ons moet worden geboycot en nu ga je zelf met hem in zee.” 
             	De KLM-woordvoerder zei natuurlijk dat ik hem een poets had 
             gebakken, maar hoe harder hij dat riep hoe minder men hem 
             geloofde. Mijn bedoeling de KLM een koekje van eigen deeg te 
             serveren was geslaagd. Ik kreeg wel een kort geding aan mijn 
             broek, maar zelfs dat pakte in mijn voordeel uit. Goed, ik mocht 
             de naam van de KLM niet meer misbruiken en dat heb ik toegezegd, 
             maar de KLM kreeg een veel vuilere veeg uit de pan. “Als meneer 
             Latjes zo graag onder de prijs verkoopt,” zei de 
             rechtbankpresident, “laat hem dan toch zijn gang gaan.” Je hoorde 
             de KLM-advocaat tandenknarsen, want wat de rechter zei was in 
             feite het opblazen van het hele IATA-systeem: de internationale 
             afspraak van alle georganiseerde luchtvaartmaatschappijen om 
             tickets tegen vastgestelde tarieven te verkopen. (Alleen in het 
             eigen land houdt men zich daar trouwens aan. De KLM ontduikt 
             die fraaie regel net zo vrolijk als haar collega’s, maar niet in 
             Nederland. Hier is ze roomser dan de paus; buiten de grenzen 
             is ze echter net zo’n cowboy als iedereen.)
             	De uitslag van het kort geding leidde helaas niet tot het 
             openbreken van de markt. Wel tot een verscherping van de 
             guerrilla tussen mij en de rest van de reiswereld, met de KLM als 
             sluipschutter in de voorste gelederen. Als eenzame partizaan aan 
             het front van de voordelige vluchten, richtte alle agressie zich op 
             mij. Elke klant die bij een reisburo wegliep omdat hij ergens 
             anders toevallig wat goedkoper terecht kon, werd mij verweten. 
            	 Zelfs voor het eigen falen van de reisburoos - luiheid, 
             slordigheid - werd ik als excuus aangevoerd. Ik was vogelvrij en kreeg 
             van alles de schuld. Een half jaar geleden nog werd iemand met 
             een verkeerd ingevuld ticket voor Spanje op Schiphol bits 
             toegevoegd: “dat hebt u zeker bij Latjes gekocht,” terwijl ik, en 
             dat weten ze daar donders goed, helemaal geen reizen naar Spanje
             verkoop.
             	Latjes was de luis in de pels van de business en diende verdelgd 
             te worden. Aldus geschiedde en de wraak van de KLM moet zoet zijn 
             geweest, want met een klap was niet alleen mijn zaak, mijn baby, 
             maar ook mijn goede naam bij het publiek naar de knoppen. 
             “Latjes” was ‘n synoniem geworden voor listige ladenlichter. De 
             lamzak van de luchtvaart. Zelfs nu, na bijna negen jaar, heb ik 
             daar nog last van, laat staan toen de wond nog vers was. Ik las 
             en hoorde de vreselijkste verhalen en ik dacht, met dezelfde 
             huiver die je bevangt als je je een boze droom herinnert: het 
             gaat over mij! Dat heb ik allemaal opgeroepen. Komt dit nog ooit 
             goed?
      
      
      

    Nieuws van de Dag 25 Februari 1981


      
      
      
      Job
      
             	Er waren momenten dat ik liever dood was, zo beroerd voelde 
             ik me. Geestelijk wankelde ik langs de afgrond en materieel was 
             ik er al niet veel beter aan toe. De kleren aan mijn lijf waren 
             de enige dingen die ik nog had. En een bed. Een bed had ik mogen 
             houden van de deurwaarder. Ik weet nog hoe belachelijk blij ik 
             daarmee was. Het komt misschien verkeerd over, maar het is 
             absoluut niet ongevoelig of harteloos bedoeld als ik vermoed dat 
             ik meer heb ingeleverd dan de meeste klanten die ik in de steek 
             heb gelaten. Er waren natuurlijk dramatische gevallen bij. Mensen 
             die jarenlang hadden gespaard en nu de reis van hun leven in 
             rook zagen opgaan. Ze zaten diep in de misere en ik heb later dan 
             ook van alles geprobeerd ze zo goed mogelijk schadeloos te 
             stellen. De anderen trouwens ook. Maar de meeste clienten, 
             die tevergeefs hun ticket kwamen halen, waren vooral geweldig
             kwaad, woedend dat ik hun vakantie had verziekt. 
             	Veel van die mensen, echt tientallen, heb ik nadien gesproken en 
             hun verhaal kwam meestal hierop neer: we vonden je een enorme 
             zak, maar we hebben op de een of andere manier nog een slinger aan 
             die narigheid kunnen geven en we geloven je als je zegt dat je er niet  
             met onze centen vandoor bent gegaan. 
             	Maar ik...ik had er niet alleen niets aan overgehouden, ik was 
             alles kwijtgeraakt wat ik had. Job Latjes. Maar Job, wist ik, was 
             er weer bovenop gekomen, dus waarom Latjes niet? En langzaam, 
             heel langzaam, kroop ik uit het dal omhoog. Langzaam keerde ook 
             mijn levenslust terug. Sterker, ik wilde terug in de reiswereld. 
            	 Kennissen met wie ik daarover sprak, verklaarden me voor 
             stapelgek en helemaal ongelijk kon ik ze niet geven, maar ik had 
             drie goede redenen om het toch te doen. Ten eerste kende ik geen 
             ander vak. Ten tweede had de slangenkuil van het discount-wezen 
             ook zijn creatieve en spannende kanten en ten derde had ik tot 
             mijn verrassing bemerkt dat geen enkel ander reisbureau in het 
             gat was gesprongen dat ik had achtergelaten.
             	Ik bleek nog steeds de enige in de Nederlandse reiswereld die de 
             weg wist in het doolhof van de lage tarieven. Mijn specialiteit - 
             het vinden en verkopen van de goedkoopste reizen naar verre 
             bestemmingen - was niet door anderen geannexeerd, op zich een 
             blamage voor de rest van de reiswereld, en ik besloot de draad op  
             te pakken waar ik hem had moeten laten schieten.
             	In april ‘82 durfde ik mijn gezicht weer te laten zien op de 
             reismarkt. Kort daarvoor, maar dit terzijde, had ik mijn stem al 
             laten horen door een carnavalsplaatje vol te zingen met bestaande 
             teksten en deuntjes. Het had niets met toerisme of met mijn 
             problemen te maken, ik vond het gewoon leuk, maar toen uitlekte 
             dat ik de zanger was zond de Vara een stukje uit met als 
             commentaar: “dit was Ad Latjes met The Tickets en het Koor van 
             Gedupeerden.” Een grapje waar ik, eindelijk, weer om kon lachen, 
             zij het nog steeds niet echt smakelijk.
             	Maar terzake. Ik liet mijn gezicht dus weer zien en gelijk viel 
             ik op mijn bek. Tot tweemaal toe! De man met wie ik op het 
             Piusplein in Tilburg een reisburo begon had teveel geld 
             en gedroeg zich uitgesproken poenig. Dat duurde niet lang. En de 
             man met wie ik in september ‘82 op de Nieuwe Zijds Voorburgwal in 
             Amsterdam Atlantis Travel begon had te weinig geld en kon de 25 
             mille voor de Kamer van Koophandel niet betalen. Dat duurde ook 
             niet zo lang, een jaar. Aan die tweede valse start hield ik zelfs 
             een boete van 12.000 gulden en twee maanden voorwaardelijk over, 
             want ik had de papieren en de, illegaal draaiende, zaak stond op 
             mijn naam.
      
      
      

    Vpro-TV opnamen Carnavalslied begin 1982


      
      
      
      Van marktlijder tot marktleider
                                     
             	Ik was te gretig geweest, te goed van vertrouwen en ik begon 
             ernstig te twijfelen aan mijn kijk op mensen in het algemeen en 
             op mezelf in het bijzonder. Weer was ik terug bij af en weer had 
             ik schade opgelopen, en dan bedoel ik niet eens die boete waar ik 
             nog jarenlang aan vast zou zitten. Ik leek nu definitief 
             gediskwalificeerd.
             	Toen ik echt niet meer wist waar ik het zoeken moest van de 
             ellende, kwam Het Geluk weer eens langs. Soms laat het me 
             deerlijk in de steek, maar dan ineens klopt het weer aan de 
             deur. Dit keer diende het zich aan in de persoon van Ruud Storm, 
             een vriend die door mijn faillissement in ‘81 twee ton had 
             verloren en desondanks vriend was gebleven. Hij bood aan me 
             financieel te helpen. Ik was dolgelukkig met uitgerekend zijn 
             steun en samen zijn we op 15 mei 1984 op het Damrak in Amsterdam 
             Malibu Travel begonnen. Toen Storm me geld leende zei hij: “als 
             ik het kwijt ben, kijk ik je er niet op aan. Ik weet dat je je 
             best doet. Dan hebben we samen pech gehad.”
             	Ik heb mijn best gedaan. Malibu staat als een huis. Ruud heeft 
             zijn investering er allang uit en we zijn betere vrienden dan 
             ooit. Maar het mooiste is toch dat we geen enkel krediet nodig 
             hebben. We kunnen onszelf financieel volledig bedruipen en voor 
             een “bankoverval” hoeven we niet meer te vrezen. 
             	Malibu is bovendien een Amerikaanse bv. Een advocatenkantoor 
             in de VS, dat ik destijds in de arm heb genomen, had dat in een 
             week voor elkaar. 
             Ik ontwijk daarmee niet de Nederlandse fiscus, want ik betaal hier 
             gewoon belasting en al mijn andere verplichtingen, maar ik wapen me 
             op die manier wel tegen de KLM. 
             	Het slinkse een-tweetje dat zij destijds met de ABN  
             speelde en dat mij de nek kostte, heb ik - toen ik het eenmaal 
             doorhad - alleen daarom niet voor de rechter gebracht omdat je er 
             in Nederland geen cent mee opschiet als je zo’n zaak wint. Nu zou 
             ik de KLM, bij oneerlijk zakendoen, volgens de Amerikaanse 
             wetgeving kunnen aanpakken en miljoenen dollars schadevergoeding 
             kunnen eisen.
      
      
      
      Accra
      
             	Een interessante troef achter de hand, want ik lig nog regelmatig 
             met de Koninklijke in de clinch. En eigenlijk altijd over 
             hetzelfde probleem: de vliegreis naar Accra, de hoofdstad van 
             de Afrikaanse staat Ghana. De KLM rekent in Nederland voor de 
             retourroute Amsterdam-Accra 4300 gulden, maar biedt het traject 
             Londen-Amsterdam-Ghana, heen en terug, in Engeland aan voor 2400 
             gulden! Een frappant geval van prijsdumping, dat ik overigens met 
             genoegen exploiteer en waar ik al sinds 1972 honderden in Nederland 
             wonende Ghanezen per jaar blij mee maak. Maar in plaats dat ook 
             de KLM me dankbaar is dat ik haar lege stoelen op die route vul - 
             geen enkele Ghanees vliegt immers voor het volle pond met de KLM 
             van Amsterdam naar Accra als hij met Aeroflot, Balkan, Swissair 
             of de KLM voor een weggeefprijs thuis kan komen -  zit ze me de 
             laatste twee jaar (on)behoorlijk dwars. Passagiers met een door 
             mij in Londen gekocht ticket voor Accra moesten volgens haar ook 
             in Londen opstappen; ik vond daarentegen dat die mensen hun reis 
             gewoon op Schiphol konden beginnen omdat zij een betaald 
             en dus geldig KLM-document hadden.
             	Het is de kern van ons conflict, dat merkwaardigerwijs niet geldt 
             voor andere Afrikaanse en alle overige routes per KLM voor de 
             halve prijs, omdat het in die gevallen om minder grote aantallen 
             passagiers gaat. Een opportunisme dat onze nationale trots 
             vaardig en royaal hanteert. In mei 1988 liet zij plotseling vijf 
             klanten met het goedkope ticket Londen-Amsterdam-Accra op 
             Schiphol staan, tenzij ze bereid waren de volle mep vanaf 
             Nederland naar Ghana te betalen. Ik heb die mensen toch een 
             voordelige reis (met een andere maatschappij) kunnen 
             bezorgen, maar vanaf die dag kwamen de KLM en ik elkaar 
             voortdurend voor de rechter tegen.
             	Het voert te ver alle gedingen hier uitgebreid te bespreken, ook 
             al omdat er na al die tijd een soort juridisch 
             gelijkspel uit de bus is gekomen. Althans op nationaal niveau. Ik 
             vertrouw er echter op dat de Europese juristen, aan wie wij nu 
             het geschil met de KLM over Accra hebben voorgelegd, ons 
             uiteindelijk in het gelijk zullen stellen. In de praktijk hebben 
             wij dat al. Alle passagiers voor Ghana met een ticket vanaf Londen 
             mogen namelijk sinds kort van de KLM in Amsterdam opstappen. 
             “Wij  willen de reizigers niet de dupe laten worden van ons 
             meningsverschil,” heet het, lichtelijk farizeisch, want aan de 
             andere kant verkoopt zij ons in Londen maar mondjesmaat 
             discount-tickets voor Accra, waardoor de client die vlug (want 
             rechtstreeks) en voordelig naar Ghana wil vliegen wel degelijk 
             wordt benadeeld.
      
      
      

    Vrij Nederland diverse verhalen 1988


    Telegraaf 30 Juli 1988


    NRC 11 Augustus 1988


    Algemeen Dagblad 15 April 1989


    Reisrevue 16 Mei 1989


      
      
      
      Netwerk
      
             	Voor ons bedrijf is dat gedoe een hinderlijk obstakel, maar niet 
             meer dan dat. De internationale lage-tarievenmarkt is ruim genoeg 
             om florissant te kunnen draaien en aangezien wij wereldwijd geen 
             Nederlandse concurrentie kennen is de KLM voor Malibu Travel 
             anno 1990 slechts een “veelmotorige mug”, om maar eens een 
             bekende uitspraak van Luns te parafraseren. Dat wij mondiaal een 
             monopoliepositie bezitten is geen grootspraak. Weliswaar hebben 
             ook andere reisburoos op deelterreinen toegang gekregen tot de 
             korting-markt sinds die door ons is gepopulariseerd, bijvoorbeeld 
             door gespecialiseerd personeel aan te trekken of weg te kopen, 
             maar qua know how en organisatie is de hegemonie van ons 
             buro nog altijd onaangetast.
             	Als ik tickets koop in Singapore, Dusseldorp, Los Angeles of
             andere hot spots in het discount-circuit, hoor 
             ik nooit dat andere agenten uit Nederland daar komen. Dat komt 
             omdat wij de deur door de jaren heen toch aardig dicht hebben 
             weten te houden. Met “wij” bedoel ik European Travel 
             Network (ETN), een oorspronkelijk Europees, maar nu 
             intercontinentaal, exclusief consortium van vele tientallen net 
             zulke vrije vogels als ik, dat wereldwijd opereert en overal de 
             goedkoopste graantjes op vlieggebied ontdekt en oppikt. 
             	Zoals ik het nu opschrijf, klinkt het misschien een beetje 
             fladderig en lukraak, maar de werkelijkheid is dat wij  
             dagelijks contact hebben met 92 internationale 
             luchtvaartmaatschappijen en voortdurend via een uitgekiend 
             (Nederlands) computerprogramma met elkaar in contact staan. Dat 
             programma sorteert nauwgezet waar ter wereld welke route van 
             welke maatschappij het goedkoopst is en rekent dan ook nog 
             pijlsnel uit wat al die (15000!) tarieven kosten in de valuta van 
             het desbetreffende land.
             	Vier jaar geleden ben ik ermee begonnen, met dat netwerk, en 
             sindsdien heeft het zich ontwikkeld tot een efficient en hecht 
             verbond van lokale deskundigen, dat garant staat voor het beste 
             produkt op ons gebied. ETN geeft nu ook een discount-kaart uit, 
             voor zestig gulden, waarmee de klant op de plaats van 
             bestemming een aanzienlijke korting kan krijgen op zijn hotel, op 
             de trips die hij wil maken en op tal van andere toeristische 
             mogelijkheden. De kaart is een groot succes - die zes tientjes 
             zijn er zo uit - en onze agent in Miami voorspelt dat we tegen 
             het eind van dit jaar alleen al in Amerika ruim tweeduizend 
             leden hebben.
             	Misschien is het nu wat duidelijker geworden waarom wij in alle 
             onbescheidenheid menen dat wij van de Nederlandse 
             discount-reisburoos de marktleider zijn op het terrein van de 
             verste reizen voor de laagste prijzen. Er is eenvoudig niemand 
             anders in dit land, om het nog wat huiselijker te formuleren, die 
             zo’n gunstig uitzicht over de hele wereld heeft als ik. In plaats 
             van eindeloos te bladeren in ellenlange lijsten zien mijn vijf 
             medewerksters en ik nu in een oogopslag op het computerscherm 
             dat Alitalia op dat moment de voordeligste vlucht naar 
             Australie aanbiedt. Opstappen in Amsterdam, overstappen in Rome 
             en dan naar het andere eind van de wereld voor maar 2140 gulden. 
             	Ander voorbeeld. Op de route Amsterdam-Bangkok vliegen maar 
             liefst  26 luchtvaartmaatschappijen - tarieftechnisch - onder elkaar 
             door op zoek naar de gunst van de vliegende vakantieganger. 
             	Zonder ons European Travel Network-systeem zou het onmogelijk 
             zijn a la minute te weten wie commercieel het diepst durft te 
             duiken (1250 gulden? 1500? 1800?) voor een retourticket dat 
             officieel 4000 gulden kost. Trouwens, niet alleen naar de klant toe 
             maken wij gebruik van de laatste vindingen op technologisch 
             gebied, ook de potentiele reiziger kan via de meest geavanceerde 
             apparatuur (zes sprekende computers) dag en nacht bij ons 
             terecht voor gerichte informatie. (elders in dit boekje ga ik 
             daar dieper op in)
      
      
      
      Betrekkelijkheid
             
             	Alles goed en wel, maar wat ben ik, A.A.J.Latjes, er nu zelf 
             wijzer van geworden? Het is een vraag die ik mezelf wel eens 
             stel. Wereldvreemd studentje van 20 jaar in 1970. Ticketboer met 
             15 miljoen gulden omzet in 1980. Daarna een poosje berooide 
             schooier en dan weer man in bonus met vierduizend clienten, goed 
             voor zes miljoen gulden, in 1990. 
             	Opkomst, Afgang & Terugkeer in nauwelijks twintig jaar. Wat heeft 
             die turbulente reeks bij mij aangericht? Het oprechte antwoord is 
             dat ik ben veranderd. Zakelijk, maar ook privÈ, ben ik een stuk 
             rustiger geworden.
             	Alles wat ik heb kunnen meemaken in de reiswereld heb ik 
             meegemaakt, de toppen en de dalen, en dat doet je de 
             betrekkelijkheid der dingen wel inzien. Ik streef niet meer 
             rusteloos naar een hoofdkantoor met honderd meiden en vijftig 
             filialen. Ik wens u veel personeel toe, is een typisch 
             Amsterdams gezegde, en het venijn dat daarin schuilt heb ik 
             leren kennen. Wat ik wel wil is een gezonde, normale groei van 
             mijn bedrijf. Geen bijkantoren meer, dat kost alleen maar 
             hoofdbrekens, maar een goed geleid centraal punt waar over een 
             paar jaar zeven, acht meisjes gespecialiseerde service verlenen
             en waar de techniek de rest doet.
             	Ik werk nog steeds hard, meen ik, maar ik vind het nu veel 
             belangrijker dan vroeger om ook eens een beetje tijd voor mezelf, 
             mijn vrouw Henriette en mijn dochtertje Wendy van 
             zeven te hebben. Een keertje lekker met zijn allen uit eten, een 
             wandeling door het bos, een boek of een uurtje tv. Ik pak 
             zo nu en dan de kans te genieten van het leven. Daar had ik 
             het een paar jaar geleden altijd “te druk” voor.
             	In die zin heeft heeft het negatieve mij veel positiefs 
             gebracht. Het raadselachtige rondo van het bestaan heeft mij weer 
             het geluk van juni geschonken; de mooiste tijd die ik ken, zoals 
             ik in de eerste regel van dit verhaal schreef. Ik hoop, voor u 
             en voor mij, dat het nog lang zomer mag blijven.
      
      
      
      Wie is Ad Latjes?
                   
             Vriend en vijand geven hun mening.
           
      
      
      Klant (m):
             “Dat noem ik nog eens service!”
            
             	 “Ik reis geregeld voor mijn plezier en dan moet je prijsbewust 
             zijn, anders kan het niet. Dan ga je winkelen, zoals ik dat noem. 
             	Op een zeker moment ben ik bij Ad Latjes terecht gekomen - hoe 
             weet ik niet meer, vermoedelijk via de krant - maar belangrijker  
             is dat ik niet meer ben weggegaan. Ik ben zeer tevreden en ik 
             heb veel mensen aangeraden voortaan bij hem te boeken. Dan zijn 
             er wel die zeggen: “o jee, Ad Latjes, zou ik dat nu wel doen?” 
             	“Doe maar,” zeg ik dan, en na terugkeer zijn ze allemaal bekeerd en 
             fanatieke Latjes-fans geworden. Zelf heb ik eens meegemaakt dat 
             een van de meisjes aan de balie me een ticket gaf, maar vergat af 
             te rekenen. Dat noem ik nog eens service!”
      
      
      Klant (v):
             “Hij mag wel eens een nieuw tapijtje neerleggen.”
             
             	“Ik stond wel raar te kijken toen ik hier zes jaar geleden voor 
             het eerst kwam. Toen hadden ze nog maar de helft van de 
             tegenwoordige ruimte en de vrouw van Ad - of zijn vriendin, daar  
             wil ik afwezen - had een kind bij zich. In de box. Toen ik eraan 
             gewend was, vond ik het eigenlijk wel mooi. 
             	Ik ben bij Latjes terecht gekomen omdat hij in De Telegraaf stond. 
             De naam sprak me wel aan: Malibu. Dat leek me wel romantisch en het 
             kantoor zat ook lekker dicht bij het Centraal Station, want ik woon 
             in Voorhout en telefonisch kwam ik er niet door. Dat is wel een 
             minpunt: er zijn altijd veel wachtenden voor je. Je kunt beter de 
             trein nemen. 
             	Later kwam ik er pas achter wie Latjes was, maar het 
             deerde me niet. Ik ben nogal sociaal voelend en zelf ben ik ook 
             wel eens weggepest. Dat was een reden temeer om hier mijn 
             tickets vandaan te halen. 
             	Verder vind ik dat hij wel eens een nieuw tapijtje mag neerleggen.” 
      
      
      Moeder Latjes:
             “Als je er niet boven staat, ga je er onderdoor.”
             
             	“Ik denk dat Ad het reislustige van mij heeft, want ik heb altijd 
             tegen mijn kinderen gezegd: “als jullie groot zijn, gaat mamma 
             op reis!” Vreemde volkeren en culturen, dat heeft mij altijd 
             geboeid. Ik was bijna vijfentwintig jaar getrouwd eer het 
             ervan kwam, maar toen heb ik het er ook van genomen. Ik heb zeven 
             boekjes geschreven over de reizen die ik sindsdien heb gemaakt. Er 
             staan verhalen in over Israel, noord- en zuid-Amerika, 
             Afrika, India, Nepal, Indonesie, de Fiji-eilanden enzovoort. Wij 
             gingen altijd met zijn tweetjes, Ad en ik. Mijn man was daar 
             niet zo’n type voor. Met een huurauto gingen we de binnenlanden 
             in en daar maakten we de dolste avonturen mee. Soms, als Ad geen 
             zin had of te moe was, trok ik er alleen op uit. Ik heb nu een 
             computer aangeschaft om te schrijven. Dat scheelt tijd, want 
             ik heb nog zoveel andere dingen te doen. Handwerken, 
             fotograferen, in mijn tuin werken, de dag is eigenlijk te 
             kort.               
      
            	 Ik ben blij voor Ad dat het nu weer goed met hem gaat. Hij 
             heeft die zaak van de grond af aan opgebouwd en toen het misliep 
             vond ik dat vreselijk voor hem. Maar ik heb altijd gezegd: “je 
             moet niet treuren, jongen. Als je maar een goed mens in de 
             maatschappij bent die iets voor anderen kan betekenen, komt 
             alles terecht.” De telefoon stond in die dagen roodgloeiend. Van 
             de pers zijn ze hier ook geweest, maar er stonden soms heel 
             verkeerde dingen in de krant. Dan kwam ik in opstand en pakte 
             ik mijn pen. Het was dan wel Ad zijn eigen schuld, want je moet 
             mensen geen kwade kansen geven, maar je mag niet zomaar 
             schrijven dat iemand oneerlijk is.
      
             	Ik heb de krant in Tilburg aangeboden mijn boekjes te publiceren  
             en van het geld een fonds te vormen voor de gedupeerden. Dat 
             wilde men wel, maar dan als feuilleton en dat zou, bij nader 
             inzien, te lang gaan duren. Dan zou de zaak niet meer actueel 
             zijn, vond men. Maar als ze geweten hadden dat het zo lang zou 
             duren, hadden ze het natuurlijk wel gedaan.
             	Mijn man trok het zich meer aan dan ik, het faillissement, maar 
             ik denk dat hij er niet genoeg boven stond. En als je er niet 
             boven staat, ga je er onderdoor. Ik wist wat ik aan Ad had en 
             dat was voor mij genoeg. De rest komt wel goed, dacht ik. En zo 
             is het ook gegaan.
             	Ik verheug me al op onze volgende reis. Naar Moskou.”
      
      
      C.G.Hundepool, directeur-hoofdredacteur van het blad Zakenreis:
             “De KLM is nooit te pakken!”
             	
             	“De vorige KLM-directeur Nederland heeft in mijn bijzijn eens 
             woedend uitgeroepen dat hij er alles aan zou doen Latjes waar dan 
             ook te pakken. Ad had toen net zijn Amsterdamse kantoor 
             betrokken, pal naast dat van de KLM. Die zat er verschrikkelijk 
             mee dat uitgerekend Latjes, een ergenis van het ergste soort, 
             haar buurman was geworden. Later, toen ik hoorde dat er 
             financiele problemen waren die met het onroerend goed 
             samenhingen, heb ik tegen Latjes gezegd dat het best zou kunnen 
             zijn dat een en ander met elkaar samenhing. Het is een vermoeden,  
             maar als je in mijn hart kijkt ben ik ervan overtuigd dat het zo is 
             gegaan. Ik loop al vijfendertig jaar in dit vak mee en de KLM is 
             nooit te pakken, maar het is wel het meest voor de hand 
             liggende. 
      
             	Ad is een van de meest intelligente knapen in de reisindustrie en 
             hij weet feilloos gebruik te maken van de mazen in het net.
             Hij heeft immers uitgevonden dat je over de grens goedkoop aan 
             tickets kunt komen. De KLM reageerde hierop met prikacties, net 
             zo lang tot zij het touw kon aantrekken.
             	Er zijn hem banen aangeboden, onder andere bij Arke, en hij zou bij 
             de top-tien touroperators kunnen behoren als hij zou willen. 
             	Maar hij zit precies aan de andere kant en nu krijgt hij alles over 
             zich heen. Ik zie hem nog in het Amsterdam Hilton staan om een 
             computersysteem over reserveringen te demonstreren. Hij deed dat 
             in de hal, want waar hij eigenlijk had moeten staan werd hij 
             niet toegelaten.”
      
      
      

    Zakenreis October 1989


    Zakenreis October 1989


      
      
      
      KLM-woordvoerster:
             “Dat zou zeer onnetjes van ons zijn.”
             
             	“Ik kan me niet voorstellen dat wie dan ook van ons bij de KLM 
             behoefte heeft om een mening te geven over iemand die zaken doet 
             op de wijze die de heer Latjes verkiest. De mening over dat 
             zakendoen heeft de KLM duidelijk en officieel naar voren 
             gebracht in de korte gedingen die door de heer Latjes tegen de 
             KLM zijn aangespannen. U kunt zich voorstellen dat wij ons 
             verder absoluut onthouden van welke visie dan ook op de man als 
             persoon. Het zou zeer onnetjes van ons zijn als wij dat wel 
             deden.”
      
      
      Ronald Raadsheer, sales-manager Benelux van Singapore Airlines:
             “Latjes is voorzichtiger geworden.”
            
            	 “Ad Latjes is een reis-entrepreneur. Hij onderneemt veel 
             initiatieven om het reizen voor de consument gemakkelijker en 
             voordeliger te maken. Hij maakt daarmee gebruik van de 
             mogelijkheden die aanwezig zijn en dat is toch wel te 
             apprecieren. Aan de andere kant zijn er ook dingen die wat 
             negatief naar voren komen en dan denk ik met name aan zijn 
             faillissement destijds. Ik vermoed dat hij toen wat te ver was 
             doorgeschoten in zijn idealen en teveel hooi op zijn vork had 
             genomen waardoor hij door de bomen het bos niet meer zag.
             	Ik denk overigens dat zijn reputatie nu aanzienlijk is verbeterd. 
             Hij is voorzichtiger geworden en persoonlijk kan ik alleen maar 
             positief over hem oordelen, hoewel ik hem niet bijzonder goed 
             ken en ook rechtstreeks geen zaken met hem doe.”
      
      
      Broer drs.Peter Latjes, redacteur binnenland en
      parlement van het Katholiek Nieuwsblad:
      “Ad is bij veel mensen onstuitbaar populair.” “Ik word vaak aangesproken van: goh, Ad latjes, is dat soms familie van je? Dan zeg ik volmondig: “ja, dat is mijn oudste broer,” want ik ben erg op hem gesteld. Wij liggen elkaar goed en wij hebben regelmatig contact. Ik ben wel veel geplaagd met die affaire van toen, maar ik had er persoonlijk absoluut geen probleem mee dat Ad failliet ging om de doodeenvoudige reden dat hij niemand de hersens heeft ingeslagen en niemand moedwillig heeft getild. Hij heeft niets onwettigs gedaan en ook niets dat met mijn eigen levensovertuiging in strijd is. Ik heb die zaak destijds van nabij gevolgd en voor mezelf een duidelijke conclusie getrokken. Die durf ik gerust hardop te zeggen en ik hoop zelfs dat ze me daar nog eens een proces wegens smaad over aandoen. Kijk, de bank van mijn broer was de ABN en die draaide de geldkraan op een zeker moment dicht omdat Batenburg, toen president-directeur van de ABN en commissaris bij de KLM, van zijn vriendje Orlandini, toen president-directeur van de KLM en commissaris bij de ABN, had begrepen dat Latjes zo’n ontzettende lastpost was voor de KLM. En toen hing Ad. Dit heb ik voor mezelf gedestilleerd uit de feiten. Ik heb het ook diverse malen in het openbaar verkondigd, in de krant en voor de radio, maar nooit heeft iemand het ontkend. Je kunt van mij aannemen dat het waar is. Ik heb Ad meegemaakt op zijn hoogtepunt en op zijn dieptepunt, maar hij heeft net als ik de neiging niet te hechten aan geld als doel, alleen als middel. Dat heeft hem er overheen geholpen in de moeilijke momenten van zijn leven. Verder is hij vaak te goeder trouw, omdat hij een groot vertrouwen in mensen heeft en dat komt weer omdat hij zelf goudeerlijk is. In zijn omgang met mensen is hij sterk op zichzelf gericht, hoewel hij ook weer uitermate charmant kan zijn, jongensachtig. Dat jongensachtige maakt hem bij heel veel mensen onstuitbaar populair. Hij heeft vrienden die hem door dik en dun steunen en toen hij in 1982, zonder succes overigens, aan de Tilburgse gemeenteraadsverkiezingen meedeed, waren er toch 1200, 1300 mensen die op hem stemden. Aan de andere kant is hij iemand die juist door die in zichzelf gekeerdheid moeilijk contact maakt en zich te weinig rekenschap geeft van zijn leefomgeving. In zijn hart is hij een sterk sociaal bewogen man, alleen was daar in zijn leven, in twintig jaar keihard zakenleven, vaak te weinig ruimte voor.”
      Amerikaanse klant (v): “Ik ben onder de indruk van de computers hier.” “Ik kwam uit het Centraal Station, wandelde over het Damrak en zag het uithangbord: cheapest air fares. Daar moet ik zijn, dacht ik. Ik kom nu uit Londen en ga naar Duitsland, Frankrijk en Spanje. Vandaar keer ik terug naar Amerika en dan zie ik wel weer. De Malibu-service is snel en direct. En ik heb er wel een beetje verstand van, want ik doe eigenlijk niets anders dan reizen. Zo nu en dan moet ik wel eens wat werken om verder te kunnen zwerven, maar het liefst ben ik toch onderweg. Van huis uit ben ik computerprogrammeur en ik ben onder de indruk van de apparatuur die hier staat en van de software, die hier wordt gebruikt. Bianca bellen en zij belt terug...dat heb ik nog nooit meegemaakt.” Buurman Blokker: “Nee, ik boek mijn reizen niet bij hem.” “Het reisbureau van Latjes is niet zo duidelijk aangegeven, dus stapt men hier wel eens binnen, een deur verder, maar daar heb ik geen last van. Nee, zelf boek ik mijn reizen niet bij hem. Ik ben voorzichtig. Ik ga graag naar een reisbureau dat is aangesloten bij de ANVR. Laat ik het zo zeggen.” Buurvrouw van de Joegoslavische Bank: “Aardige meisjes, goede buren.” “Ik ken de heer Latjes niet goed, maar er is een plezierige verstandhouding tussen mijn kantoor en het zijne. Aardige meisjes, goede buren. Ik zie zo nu en dan klanten in- en uitgaan, dat is alles. Bye bye” Advocate Sandra Boot: “Mijn client probeert alles en schuwt niets.” “Wij hebben in december 1989 een klacht ingediend bij de Europese Commissie. Die zal moeten oordelen of er sprake is van misbruik van macht door de KLM, zoals wij menen, maar eerst moet nog blijken of de Commissie de klacht in behandeling zal nemen. Zij is wel geregistreerd, maar vooralsnog is er niets gebeurd. Als de EC niet reageert, stap ik naar het Hof van Justitie met de eis de Commissie te gebieden iets te ondernemen. De nationale rechter wilde geen uitspraak doen, omdat hij daarmee iets zou gaan vastleggen dat enorme gevolgen zou hebben voor de hele luchtvaart. Het wachten is dus op de Europese Commissie. Eerlijk gezegd heb ik er een hard hoofd in dat daar iets positiefs uitkomt, want de belangen zijn immens groot. De markt zou er totaal anders uit gaan zien. Er is mij al ingefluisterd dat de Commissie geen beslissing durft te nemen en de zaak liever van zich afschuift. Wij vinden dat de KLM misbruik maakt van haar positie. Goedkope CD’s uit Duitsland invoeren en hier verkopen is toegestaan, maar met tickets mag dat opeens niet. Dat kan alleen omdat de KLM een machtspositie inneemt. Je kunt het vergelijken met een bakker die zegt: “u mag die taart wel van mij kopen, maar dan moet u hem in een keer opeten.” Als hij de enige bakker is, zal de taartminnende consument toch aan zijn voorwaarden moeten voldoen. Dat is precies wat er op luchtvaartgebied aan de hand is. In Nederland wonende afnemers van mijn client kopen voordelige tickets uit Engeland, maar dan zegt de KLM: “dat is best, maar dan moet je eerst naar Londen vliegen.” Deze belachelijke situatie willen wij aan de kaak stellen. Ik vind het wel aardig dat de heer Latjes die machtige kat de bel aanbindt. Hij probeert alles en schuwt niets. Hij gaat er op af, of het nu de hoogste baas is of de juffrouw aan de balie. Die houding kan ik wel waarderen.” Vriend-in-nood Ruud Storm: “Ad trekt het liefst zijn eigen plan.” “Latjes is een enfant terrible in de reiswereld. Een Brabantse jongen die onvermoeibaar achter zijn jongensdroom aanjaagt. Ik vind hem briljant. De meeste mensen die briljant zijn kunnen niet communiceren, maar hij kan dat wel. Hij is bovendien eerlijk, echt eerlijk, en ik denk dat hij ook erg gevoelig is. Hij heeft het idee dat hem en de mensen om hem heen vaak onrecht is aangedaan. Hij is ook knap eigenwijs. Wat hij in zijn hoofd heeft zet hij door tot het tegendeel is bewezen. Ik denk dat hij net zoveel missers als schoten in de roos heeft gescoord. Op de tv zag hij eens een man met een raketmotor op zijn rug, die de lucht werd ingeschoten. Dat was helemaal te gek. Zo’n lanceer-apparaat moest hij ook hebben. Waar kon je dat ding kopen? Diezelfde middag nog belde hij met het Pentagon in Washington, met de NASA en met fabrieken in Frankrijk, omdat die dingen daar gemaakt zouden zijn. Hij heeft dat apparaat nooit gekregen, eenvoudig omdat het niet te koop was, maar de bezetenheid waarmee hij er achteraan zat, was fascinerend. Ik was erbij en heb gezien hoe hij zeker vier, vijf uur over de hele wereld heeft gebeld. Dat tekent Ad Latjes; een doordouwer in optima forma. Ik denk dat dat een karaktereigenschap is waardoor hij het in die reiswereld heeft gered en waardoor hij nu weer in de lift zit, met alle onrealistische en kostbare zijwegen van dien. Wat hem verweten kan worden is dat hij zelden advies aan anderen vraagt en het liefst zijn eigen plan trekt. Hij was een klant van ons reclamebureau in Alphen aan de Rijn en niet zo’n kleintje. Vlak voor hij failliet ging, deed hij voor een miljoen gulden op jaarbasis bij ons. Toen het mis ging, had ik nog een paar ton van hem tegoed. Dat betekende bijna ons eigen faillissement - ik ben er door de ABN bovenop geholpen! - maar ik geloofde zo in zijn integriteit en inventiviteit dat ik hem een paar jaar later toch weer heb geholpen Malibu Travel op te zetten. Hij is zorgvuldiger geworden en dat is logisch. Hij wil niet meer meemaken wat hij al een keer heeft meegemaakt. Hij geeft nu een gulden pas uit als hij hem binnen heeft. Ad weet zijn personeel te motiveren en te inspireren. Hij leidt de meisjes zelf op en doet dat op een wonderlijke, wat stugge manier. Maar dat komt omdat hij sneller denkt dan hij praat en meent dat anderen dat ook kunnen en hem direct begrijpen. Maar hij kan het toch heel goed overbrengen en dat bewonder ik in hem.” Supervisor Bianca (22): “Ik heb eens vijftig rozen gekregen.” “Ik werk bijna vier jaar bij Malibu. Samen met vier andere meisjes en ik kan niet anders zeggen dan dat de sfeer op kantoor gemoedelijk en amicaal is. Problemen praten we meteen uit en ook tegen Ad kunnen we zeggen wat we willen. Hij moedigt dat juist aan. Hij is slim en ad rem en vraagt dat ook van ons. Hij kan wel eens hard optreden tegen de medewerksters, maar dan heeft hij er ook een reden voor. Als je het ergens niet mee eens bent, moet je dat meteen zeggen. Dan is de lucht weer geklaard. Er is wel eens een meisje huilend weggelopen; die kon dat niet opbrengen. Hij heeft ons geleerd goed en snel te werken: informatie geven aan de balie, zestien telefoonlijnen beantwoorden, bellen naar luchtvaartmaatschappijen die vaak in gesprek zijn, Turkish Airlines is daar een berucht voorbeeld van, en tegelijk de klanten correct en efficient aan een reis helpen. Het is een verantwoordelijkheid waar ik volgens mijn diploma’s recht op heb, maar die je bij andere bureaus niet altijd krijgt. De clienten waarderen ons werk blijkbaar, want ze brengen na terugkeer dikwijls een cadeautje voor ons mee. We krijgen ook veel kaarten en bloemen. Ik heb eens vijftig rozen gekregen. En Ad heeft ons nu ook nieuwe vloerbedekking en gordijnen beloofd. Genoeg redenen voor mij om nog lang te blijven.” Medewerkster Linda (21): “Ik krijg vaak opmerkingen dat ik bij Ad Latjes werk.” “Na de Havo heb ik in een Amerikaans hotel gewerkt en cursussen op het gebied van luchtvaart en toerisme gevolgd. Daarna ben ik hier terecht gekomen, nu anderhalf jaar geleden. Je kunt heel gemakkelijk reizen. Je krijgt twee tickets per jaar voor jezelf, waarheen je maar wilt, dus dat is wel lekker. Ik krijg vaak opmerkingen van mensen die horen dat ik bij Ad Latjes werk, maar voor mij is hij een goede baas en ik leer verschrikkelijk veel van hem. Die negatieve reacties komen van mensen die hem zelf of zijn bedrijf niet kennen. Anderen zijn positief. Ik had vandaag nog iemand aan de telefoon, die heel vroeger met Ad had gereisd en die zei: “ik wil het toch weer met jullie proberen, want persoonlijk heb ik nooit iets naars ondervonden.” We hebben veel trouwe klanten. Heel veel mensen komen terug. Een enkele keer gaat er ook wel eens iemand weg. Laatst kwam er een oudere heer binnen en ik zei heel vriendelijk tegen hem: “hallo, gaat u zitten.” Gewoon, gezellig. Als ik nu “hoi” had gezegd...Die meneer zei toen heel nadrukkelijk: “goedenmiddag!” Ik dacht dat hij me niet had verstaan en ik zei nog eens: “hallo, meneer.” Toen zei hij: “dat doe je maar tegen je leeftijdgenoten” en liep weg. Dat had ik niet verwacht. Ik riep nog: “goedenmiddag”, maar hij hoorde me niet meer.”

    Kantoor Malibu Travel in Amsterdam


      
      
      
      DE OPMARS VAN NIEUWE TECHNOLOGIEEN
      
          Dit was al de tweede nacht dat hij de slaap moeilijk kon pakken.     
      Ook gisteren had het uren geduurd alvorens hij vermoeid in slaap 
      was gedommeld. Sinds maandag was hij al opgewonden. 
      Vrienden uit Dresden hadden hem gebeld over de reis van zijn 
      dromen. Maar voor zij iets hadden kunnen vertellen was de lijn 
      weggevallen. Vergeefs had hij daarna vele malen getracht hen 
      te bereiken. Al zijn vrienden wisten hoezeer hij verlangde om 
      eens in zijn leven een reis te maken naar het machtige en verre Amerika.                                     
      	Voordat de gehate muur omlaag was, leek Amerika oneindig ver en      
      onbereikbaar, maar ook nu nog leek het een onwerkelijke droom.       
      Wat hadden zijn vrienden hem willen vertellen ?                      
      Of hadden zij hem voor de gek willen houden ?                        
      
      	Om zijn vrouw niet wakker te maken ging hij stilletjes naar beneden. 
      Uit verveling zwierven zijn vingers over de toetsen van de afstands- 
      bediening. Plotseling veerde hij op. Op het Engelstalige kanaal dat  
      zij sinds enkele maanden op de kabel hadden, zaten ook teletekst-pagina’s. 
      	Hij raadpleegde regelmatig de Westduitse pagina’s voor het nieuws 
      maar verder kwam hij nooit. Super Channel had hij eigenlijk nog nooit 
      bekeken, voornamelijk omdat zijn Engels zo belabberd was.  
      	
      	Het enige Engels dat hij kende,was wat hij had geleerd van een cursus 
      op de ZDF. Maar ondanks zijn gebrekkige kennis, hadden enkele woorden 
      zijn aandacht getrokken.  Hij riep de pagina op die achter 'air fares’ 
      stond vermeld, en pagina na pagina werden hem de verste bestemmingen voor de 
      ongelooflijkste prijzen aangeboden.  
      	Weliswaar luidden niet alle prijzen in Westduitse Marken, maar de    
      koersen van alle harde Westerse valuta kende hij al jaren uit z’n hoofd.                                                               
      
      	Gefascineerd bekeek hij pagina na pagina. Een steeds groter wordend 
      ongeloof maakte zich van hem meester. Hij had de prijzen wel uit de TV willen 
      trekken. Zo langzaam ging het voor hem..                   
      	Alle wereldsteden gleden aan zijn ogen voorbij. En dan....Miami......
      voor de absurde prijs van slechts 750 Mark retour. 
      	Eigenlijk ging zijn hart uit naar New York, maar waarom  niet 
      naar Florida, waar het weer zoveel beter was dan in het Noordoosten. 
      	Ongelovig liet hij alle informatie op zich inwerken. Als gehypnotiseerd
      kozen zijn vingers het nummer dat op het scherm stond vermeld. 
      Tot twee maal toe kreeg hij geen verbinding omdat hij het landnummer 
      van Holland was vergeten.
       
      	Om half drie ‘s nachts gaf Linda hem alle informatie die hij wilde   
      weten. In perfect Duits. Hij raakte zo in haar ban dat hij het zich nauwelijks 
      realiseerde, toen hij de negen op zijn telefoon indrukte, en Linda 
      onbevangen antwoord gaf op alle vragen, waar hij woonde, waarheen hij 
      wilde gaan en wanneer.                          
      	Zelfs toen ze zijn credit-card nummer vroeg, gaf hij zonder aarzelen 
      het kaartnummer van zijn neef uit Munchen. Deze had het hem gegeven 
      voor het geval hij hem ooit wilde komen opzoeken.                    
      
      	Pas twee dagen later besefte hij dat hij die nacht niet had gedroomd.
      Een onbekende man was schijnbaar speciaal voor hem uit Berlijn       
      gekomen om hem z’n ticket te overhandigen. Sprakeloos bleef hij de   
      man staan nakijken tot deze al ver achter de horizon was verdwenen.  
      	Was dit nu de beroemde service waarvan hij de Westduitsers zo vaak   
      had horen zeggen dat zij in de DDR niet bestond.                     
      	Nooit had hij kunnen begrijpen wat ze precies bedoelden.             
      Voor de eerste keer in z’n leven realiseerde hij zich, dat hij had  geproefd 
      van de Westerse vrijheid en luxe. En wat hij en zijn landgenoten hadden 
      moeten ontberen gedurende 40 jaar schrikbewind van de communisten. 
      Nu pas begreep hij waarom zijn neef Stephan en velen van z’n vrienden 
      waren gevlucht naar het Westen.                         
      	
      Waarom kon een computer in het Westen meer service en geluk geven dan de mensen 
      in het Oosten?  Halsoverkop vroeg hij ‘n paspoort en visum aan 
      en ongetwijfeld was hij op die achtste maart de gelukkigste man die 
      richting Amerika vloog.                                      
      
      
      
      Freak
      
      	Hoewel een autogebruiker geen auto-freak wordt genoemd, is een 
      computergebruiker wel een computer-freak. Het zal wel iets te maken hebben met 
      de onwennigheid waarmee velen van ons nog tegenover de computer staan. 
      Daarom heb ik me van deze benaming nooit veel aangetrokken.   
      	Ik heb nooit een computercursus gevolgd, net zo min als een cursus   
      automonteur. Uiteindelijk hoef ik alleen maar de commando’s te leren 
      om zo’n apparaat te bedienen, en niet te weten hoe ‘t werkt.         
                       
      	Mijn belangstelling voor computers werd gewekt in het midden van de 
      jaren zeventig, vanwege de snelheid waarmee ik de vliegprijzen kon   
      bijhouden met dat nieuwerwetse apparaat. Aangezien een Leeuw liever lui is 
      dan moe, werd m’n eerste Tandy-computer spoedig gebruikt voor alles wat ik 
      er mee kon bedenken,niet gehinderd door enige technische kennis. Ook het 
      grootste gedeelte van dit boekje is getikt op de portable computer die ik 
      dagelijks gebruik in de trein van Tilburg naar Amsterdam.                                                      
                             
      
      
      Viditel
              
      	Toen de PTT in 1979 de Viditel-proef aankondigde, begreep ik meteen 
      hoeveel makkelijker het voor mij zou worden als Viditel inderdaad een 
      massa-medium zou worden. Mensen dag en nacht informeren, laten reserveren 
      en automatisch hun ticket laten toesturen. En dat allemaal dankzij de goedkope 
      electronische gastarbeider die computer heet. Een aantrekkelijk vooruitzicht.    
                                        
      	Dus werd ik de eerste informatieleverancier uit de reiswereld.       
      Helaas faalde het Viditel-project jammerlijk en heeft het achteraf   
      gezien alleen maar een hoop geld gekost. Omdat ik toentertijd ook    
      andere zorgen aan m’n hoofd had, is het nooit tot een schadeclaim    
      tegen de PTT gekomen. De PTT is in die tijd zeker schuldig geweest   
      aan een veel te optimistische toekomstverwachting voor het Viditel-  
      project, bewust of onbewust. Alleen al door het feit dat er na 11 jaar
      nog maar 30.000 abonnees zijn in plaats van de beloofde 1 miljoen,   
      wordt dit bewezen.
      
      	Dat ik in de eerste helft van 1981 met mijn 8000 pagina’s informatie 
      zes maanden lang de populairste informatieleverancier was op Viditel,
      is slechts een schrale troost. Mijn imago als Mr.Viditel heeft onge- 
      twijfeld veel bijgedragen tot de overdosis publiciteit rondom de     
      latere neergang.                                                     
      
      	Malibu Travel heeft op dit moment al weer enkele jaren zelf 
      een Viditel host computer, waar klanten naar toe kunnen bellen om de gratis 
      prijslijsten aan te vragen. Viditel heeft waarschijnlijk nog wel een toekomst 
      als communicatiemedium, maar zeker niet als 
      informatiemedium.        
      
      
      

    Adformatie 6 Maart 1980


      
      
      
      Radio- en TV-piraat
      
      	Een absurde vakidioot op het Ministerie van CRM opperde in 1981 dat 
      ook Viditel-informatieleveranciers een omroepvergunning zouden moeten aanvragen. 
      Vermoedelijk onder het mom dat alles wat op een scherm  verschijnt een 
      TV-programma is.                                      
      	Hierop werd ik zo kwaad dat ik voor 7000 gulden een professionele    
      Canadese TV-zender liet installeren op het dak van m’n sporthal en   
      een 24-uurs non-stop radiostation op het dak van mijn kantoor.            
      	De TV-zender zond elke avond op de frequentie van Duitsland-2 een    
      film uit. Twee tijdklokken regelden alles; een zette de zender aan om
      deze voor te verwarmen en 15 minuten later zette de tweede de videorecorder aan. 
      Overdag werden de tijdklokken geprogrammeerd. 			
      Tijdens de uitzending van de ‘Bridge on the River Kwai’ werd ik door de politie 
      opgebeld. Ze hadden de zender weggehaald en ik moest komen om de deur weer dicht 
      te doen. De TV-zender werd na 
      3 weken opgerold en de radiozender na 3 maanden. De radiozender waarschijnlijk 
      later omdat ze op het Tilburgse politieburo wel naar de radio luisterden, maar 
      geen TV konden kijken. 
      	Ik heb nooit meer iets gehoord over een omroepvergunning voor Viditel.
         
      
      

    Vrij Nederland en NRC in 1981


      
      
      
      Teletekst
      
      	In maart 1986 openden zich de toegangspoorten tot een nieuw massamedium. 
      Sky Channel kondigde aan te beginnen met commerciele teletekst.
      	In tegenstelling tot Viditel was hierbij vanaf het eerste uur een    
      miljoenenpubliek gegarandeerd. Hoewel de prijs niet kinderachtig was 
      en deze door Malibu Travel alleen moest worden opgehoest, is Skytekst
      vanaf het begin een succesvolle investering geweest.                 
      	Zeker toen ik na verloop van tijd een eigen terminal kocht en naar   
      hartelust en met creativiteit pagina’s kon opmaken en versturen.     
      	Ook na 4 jaar geeft het elke keer weer een machtig gevoel te         
      beseffen dat op hetzelfde moment dat ik vanaf thuis nieuwe pagina’s  
      oversein naar de Sky-computer in Londen, deze informatie op miljoenen TV-schermen 
      in Athene, Helsinki, Londen en honderden andere Europese steden te ontvangen is.                                              
      
      	De response was enorm. Misschien ook wel omdat we vanaf het begin de 
      ambitie hadden een postorderbedrijf voor geheel Europa te worden. Deze droom is 
      om praktische redenen nooit werkelijkheid geworden.    
      	Omdat we het dichtst bij God adverteerden, aangenomen dat Hij boven 
      ons woont, namen passagiers al snel aan dat we wonderen konden verrichten. 
      De gekste vragen werden op ons afgevuurd en Malibu Travel maar kosten maken 
      om ze allemaal te beantwoorden.                    
      	Na een tijdje bleek dus dat ik er weinig of niets aan verdiende,     
      ondanks dat we begonnen waren geld te vragen voor het versturen van  
      prijsinformaties naar het buitenland en ondanks de extra boekings-   
      kosten die we vroegen voor boekingen vanuit het buitenland.          
      	Mijn groeiende onvrede over deze situatie viel ongeveer samen met de 
      opbloei van de International Discount Travel Association, waaruit    
      later European Travel Network is voortgekomen.                       
      	En toen was de combinatie snel bedacht. Collega-reisburoos in 
      Zwitserland, Duitsland, Denemarken en Groot Brittanie werden uitgenodigd 
      teletekst-pagina’s onder te huren van Malibu Travel. Dit was mede interessant 
      voor hen omdat Sky Channel de advertentietarieven ondertussen flink had 
      opgetrokken, maar mij als eerste en trouwe adverteerder hierbij had ontzien.                                         
      	Vanwege de succesvolle onderverhuur moest ik zelfs meer pagina’s     
      kopen en is Malibu Travel uiteindelijk verlost geworden van een be-  
      langrijke kostenpost. Op dit moment worden de 230 teletekst-pagina’s 
      beheerd door European Travel Network, en zijn ze verdeeld over 4  
      pagina-nummers, te weten Eurosport pagina 167,168 en 169 en Super    
      Channel pagina 167. Bovendien zijn er nu ook adverteerders bijgekomen uit 
      Miami,Dubai,Singapore en Californie. 
      	Vanwege het aantal van 15 miljoen Europeanen dat toegang heeft tot 
      de teletekst van Eurosport en Super Channel, vormen onze teletekst-pagina’s 
      nu al de grootste Travel Section ter wereld, met onmiddellijke reacties voor 
      iedere adverteerder.
      	En dat zal in de toekomst alleen nog maar toenemen...  
      	Vanaf juni 1990 gebruikt Malibu Travel de teletekstpagina’s ook om   
      snel en goedkoop haar tarieven te versturen naar agenten in heel     
      Europa die hiervoor belangstelling hebben. Met een insteekkaart in   
      hun computer kunnen ze teletekstpagina’s ontvangen op de PC en wordt de 
      uitgezonden informatie omgezet in een normaal database-bestand dat uitgeprint 
      kan worden en waarin snel gezocht kan worden.             
      	Het complete tarievenbestand van Malibu Travel kan in 1 minuut 
      zendtijd worden overgestuurd !
      
      
      

    Advertentie 1987


      
      
      
      Sprekende en luisterende computers
      
      	De nacht vlucht naar het Westen en het Damrak wordt weer 
      schoongespoten. Junks en zwervers hebben de portieken weer verlaten 
      en het Centraal Station braakt de eerste lading forensen weer uit.          
      Toeristen zitten al op het terras. Amsterdam ontwaakt.        
             
      	Op het kantoor van Malibu Travel zoemen zachtjes de sprekende computers. 
      Zij hebben weer een lange nacht onverstoorbaar hun werk gedaan, 
      zonder rust, zonder pauzes. Vakanties kennen ze niet, een vakbond evenmin. 
      Jaar in, jaar uit, geven ze aan iedereen die het horen wil de goedkoopste 
      vliegtarieven door naar vele bestemmingen buiten Europa. 
      	Onafhankelijk, onpartijdig en onvermoeibaar, dag in, dag uit.
      	
      	Een ongelooflijk knap staaltje van bruikbare high-technology.        
      Omdat de teletekst-pagina’s op Eurosport en Super Channel 24 uur per dag in 
      de lucht zijn, ontstond bij vele kijkers de behoefte om ons   
      ook buiten onze beperkte kantooruren, maandag t/m vrijdag, van 10 uur tot half zes, 
      te kunnen bereiken. 
      	Vanwege de hoge Nederlanse loonkosten was een uitbreiding van de 
      kantooruren met ‘levend personeel’ niet haalbaar. Het leek er op alsof deze 
      vraag niet beantwoord kon worden. Totdat ik geheel onverwachts tijdens een 
      reis naar Californie in oktober 1987 stootte op de software voor de 
      ‘sprekende computer’. 
      
      	Met behulp van deze goedkope standaard-software worden alle functies 
      en mogelijkheden van de telefoon, de computer en de digitale audiorecorder 
      geintegreerd. Er kan een databank van gesproken tekst worden aangelegd 
      waarin de opbellers met de druktoetsen van hun telefoon steeds verder kunnen 
      doordringen, totdat ze uitkomen bij de door hen gewenste informatie. 
      Een gesproken index geeft elke keer 
      de mogelijke keuzes aan. 
      	Eigenlijk dus een soort gesproken Viditel-databank.      
      
      	Ook kan een vraag gesteld worden, waarvan het antwoord wordt 
      opgenomen en wederom een vraag gesteld worden. In dit geval worden de 
      antwoorden bewaard op de harde computerschijf en moeten deze door levende 
      personen worden afgeluisterd en verwerkt. 
      	Deze mogelijkheid gebruikt Malibu Travel al jaren om de gratis 
      computerprijslijst te laten aanvragen en tevens voor de sprekende 
      reserveringscomputer.             
      
      
      

    Promotiefolder sprekende computers


      
      
      
      	Gedurende enige tijd had ik ook een gratis nummer, 06-0167, 
      gekoppeld aan 3 sprekende computers waarop klanten hun bestemming, naam, 
      adres en woonplaats konden inspreken. Dit waren de Gorby 1, 2 en 3, als 
      hommage aan de voormalige Secretaris-Generaal van de Sovjet-Unie, die 
      tenslotte ook alles moest noteren, net zoals 
      de Malibu computers.    
      	Toen ik op een zaterdag een advertentie plaatste in De Telegraaf met 
      dit gratis nummer en hierop binnen enkele uren 750 telefoontjes      
      binnen kwamen was ik ook hiervan genezen. 
      Ook in Nederland was Gorby schijnbaar erg geliefd.
      	Indien mensen dag en nacht gratis kunnen bellen voor gratis 
      informatie dan is de drempel voor onze branche echt te laag. 
      De 5 gulden die elke informatiezending mij kost weegt niet op tegen de 
      lage winst per ticket die een discount-reisburo nu eenmaal heeft.               
      	Wellicht kan deze oplossing voor andere branches wel bruikbaar zijn. 
      Het heeft mij altijd verbaasd waarom dit idee nooit door anderen is  
      overgenomen. Het publiek is er defintief rijp voor.
      	Gorbatsjov is geen Secretaris-Generaal meer, en Malibu Travel heeft  
      de Gorby’s omgedoopt in Bianca, Linda en Wanda,als blijk van waardering voor 
      de liefste medewerksters die ik ooit heb gehad. Iedereen die nu gratis 
      informatie wil aanvragen, betaalt de normale telefoonkosten.  
      
      	Sinds juni 1990 gebruikt Malibu een verbeterde (Canadese) versie van 
      de ‘sprekende computer’-software. Met dit programma ‘leest’ de computer de 
      tekst waar hij naar toe geleid wordt. Alle woorden die hij bij het lezen kan 
      tegenkomen, moeten een keer in het geheugen ingesproken worden en dan kan 
      het feest beginnen. 
      	Malibu hoeft bij wijzigingen niet meer alle tarieven opnieuw in te 
      spreken, maar slechts een kopie van het nieuwe tarievenbestand in de 
      sprekende computer te zetten.   
      	Niets inspreken dus. Een keer alle mogelijke woorden intypen en de   
      bijbehorende spraak inspreken, en de computer assembleert volledige  
      zinnen op het moment dat de klant belt, rechtstreeks uit de databank.
      	Vanzelfsprekend kunt u inspreken in elke gewenste taal, dus deze     
      software is ook te gebruiken voor vertaalcomputers.                  
      	Deze software leest zowel databestanden als tekstbestanden.          
      
      	De omzetting van spraak naar tekst verkeert nog in de 
      laboratoriumfase. De knapste computers op dit gebied kunnen het Engels 
      verstaan van 96% van de wereldbevolking, dus lang zal het wel niet meer duren.        
      	Indien de ‘luisterende’ computer een feit is, kan deze gekoppeld     
      worden aan airline-computers en aan sprekende computers. Iedereen kan dan 
      vanaf thuis reserveringen maken met de telefoon, zonder computer, meteen een 
      bevestiging horen of op de fax krijgen,betalen per computer en de tickets 
      zijn onderweg.
      	Het belangrijkste bezwaar van videotekst-systemen, dat de mensen 
      een computer nodig hebben, is dus niet geldig voor audiotekst-systemen.
      	Voorzichting geschat kost de computer die 100 procent van alle spraak 
      herkent en omzet in tekst aan 10 miljoen Europeanen hun baan. 		
      Of de reisburoos dit overleven is een vraag, maar dat Ad Latjes het overleeft 
      is zeker, al is het als computerverkoper...!
      
      	Natuurlijk kan de sprekende computer ook uit zichzelf zonder menselijke 
      tussenkomst op een bepaalde dag en tijd een bepaald telefoonnummer gaan bellen 
      om een boodschap door te geven die vantevoren is ingesproken. Dit kan ook 
      (tussen bepaalde) uren achter elkaar naar duizenden verschillende 
      telefoonnummers met verschillende 
      berichten.       
      	Indien de computer belt om een bericht door te geven, kan dit 
      herhaald worden, een antwoord inspreken, het antwoord eventueel laten 
      herhalen, uitwissen of aanvullen, en de computer belt onmiddellijk naar zijn 
      baas om uw antwoord door te geven met datum en tijd.                 
      	Niet thuis, geen nood, want zoals het een goede electronische slaaf  
      betaamt probeert de computer het opgegeven nummer 16 keer te bellen  
      met instelbare tussenpauzes van maximaal 1 uur.
      
      	Tenslotte kan op de sprekende computer een volledig geautomatiseerde 
      ‘gesproken berichten’-dienst worden opgezet, waarbij aan de abonnees een code 
      wordt gegeven, en de abonnees met elkaar kunnen communiceren d.m.v. het 
      intoetsen van de code van zichzelf, de code van de geadresseerde en het 
      inspreken van de boodschap. 
      	Wanneer de geadresseerde later de computer belt en zijn code intoetst, 
      hoort hij onmiddellijk dat een bericht is binnengekomen, hetgeen hij dan meteen 
      per telefoon kan afluisteren. 
      	Kortom, de sprekende computer heeft onbegrensde 
      mogelijkheden, en betekent een drastische uitbreiding van de service, die 
      Malibu Travel u in de toekomst kan geven.     
      
      
      

    Advertentie Algemeen Dagblad 31 december 1989


      
      
      
      Gratis telefoonnummers
      
      	Januari 1985. Tijdens de PTT-nieuwjaarstoespraak werd aangekondigd 
      dat in Nederland, in navolging van Amerika,ook gratis telefoonnummers zouden 
      worden geintroduceerd. 
      Ook zouden tussen diverse landen gratis lijnen geopend kunnen worden.
      	Aangezien de dollar op dat moment bijna 4 gulden stond, leek mij een 
      gratis nummer van de USA naar Amsterdam wel wat.                     
      	En dus werd op 4 februari 1985 het eerste gratis 800-nummer van      
      Amerika naar Europa geopend, 800-626 4280.                             
      	Maar wat waren interessante prijzen om mee te adverteren ?           
      Na veel gereken en prijsvergelijkingen had ik een lijstje bestemmin- 
      gen samengesteld dat het wel zou kunnen gaan maken. Een een-
      koloms-inch-advertentie in de New York Times van 263 dollar was
      de testcase.
      	Vanaf half februari 1985 zat ik vele zondagen op kantoor omdat de    
      travel sections van de Amerikaanse dagbladen op zondag verschijnen.  
      Honderden telefoontjes ontving ik. Van Connecticut tot Californie. 
      Van alle nationaliteiten en alle rassen die Amerika bevolkten.       
      
      	De populairste prijs was New York - Bombay met Air India die ik 300
      dollar goedkoper verkocht dan Amerikaanse reisburoos. Air India in   
      Amsterdam schreef twee tickets uit, een voor New York - Londen retour, een 
      voor Amsterdam - Londen - Bombay retour. Uit het laatste ticket werd 
      Amsterdam - Londen gescheurd en nooit gebruikt.
      	Naar mijn gevoel heb ik toentertijd elke Indier aan de lijn gehad die
      de afgelopen vijftig jaar naar Amerika was geemigreerd.              
      	Het enige nadeel was dat Indiers zo langzaam praten en ik 4,75 gulden 
      per minuut aan de PTT moest betalen.                                 
      	Maar de winstmarge van 800 gulden per ticket maakte veel goed, hoewel 
      niet alles want vanaf het begin zakte de dollar, moest ik dus steeds meer 
      dollars vragen en werden de boekingen minder.               
      	Vooral toen we met de slogan ‘Book by satellite, pay by plastic’ ook 
      nog gingen adverteren in de Washington Post, Miami Herald, Chicago   
      Tribune, Los Angeles Times en vele andere kranten, liep het helemaal
      de spuigaten uit. 
      
      	De PTT die van de hele operatie minutieuze statistieken bijhield,liet
      weten dat in juli 1985 slechts 3 procent van het aantal oproeppogin- 
      gen door kwam. Van de 100 mensen die in Amerika ons nummer draaiden, kregen 
      97 geen verbinding omdat de lijn bezet was of omdat we niet opnamen wegens 
      gesloten kantoor. Dit laatste ondanks het feit dat in advertenties stond 
      vermeld alleen te bellen van 4 uur ‘s nachts tot 
      12 uur ‘s middags New York tijd, hetgeen in Nederland 6 uur later is.   
      
      	Ook werd geadverteerd in Amerikaanse vakbladen en chartergidsen.     
      Maar hiervan kwam ik snel terug. Als je iets vertelde tegen een    
      Amerikaanse passagier nam deze dat direkt aan. 
      	Reisburoos beschouwen zich echter als experts en denken het altijd 
      beter te weten. Dus was je altijd meer tijd kwijt om ze te overtuigen dat 
      zij op discountgebied echt geen expert waren, hoe sneu dit ook voor hen was.        
      	Je hoorde zo af en toe het oceaanwater borrelen van het gemorrel aan 
      de overkant van de plas en ik denk dat af en toe ook de satelliet    
      wenste dat hij er nooit aan begonnen was.                            
       
      	Vaak stuurden we tickets per koerier naar Los Angeles, die wij op 
      ons beurt weer per koerier ontvingen van onze agenten in Singapore, Hong Kong, 
      Australie of Europa. De wereld leek een groot dorp te zijn.    
      Door Amerikaanse reisagenten wordt ons 800-nummer met Amerika nog regelmatig 
      aangehaald als toppunt van telemarketing. 
      	Een produkt rechtstreeks verkopen aan een consument op 9000 km afstand 
      op een ander continent. Kunt u het zich voorstellen dat u een ticket van 
      Amsterdam naar Rio de Janeiro koopt, rechtstreeks bij een reisagent in Bangkok, 
      zonder tussenkomst van een Nederlandse agent?            
      	Om een consument naast de deur te bewegen bij jou te boeken, is geen 
      kunst. Wel een consument die 6 a 9 duizend kilometer verderop woont. 
      	Elke boeking van een rechtstreekse klant uit Amerika gaf me toenter- 
      tijd een kick.  Aan de ene kant een absurditeit dat zij bij ons      
      boekten. Aan de andere kant een bewijs van een sterke advertentie,   
      een betrouwbaar imago en een goede prijs. En de klanten reageerden   
      alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Een ijzersterk bewijs
      hoe drempelverlagend een gratis nummer kan werken.                   
      
      	Ook heeft Malibu Travel in 1985 nog gratis nummers gehad vanuit 
      West-Duitsland en Engeland naar Amsterdam.
      	Maar van alle redenen om er mee te stoppen was de ‘vervuiling’ het   
      ergste. Zodra de mensen beseften dat ze echt ‘live’ verbonden werden 
      vanuit de USA, Engeland of Duitsland met Amsterdam, begon men voor alles te 
      bellen behalve voor vluchten. Over het weer in Europa, de   
      de trein Londen-Parijs, hotelkamers in Athene etc etc.               
      	En dat allemaal a 4,75 per minuut op onze kosten....                 
      Voor Amerika kwam er nog de dalende dollar bij en eind 1985 zijn alle
      gratis nummers opgeheven wegens te grote populariteit.               
      	Een hele ervaring rijker en 15.000 gulden armer.
      
      
      

    Adverteren in de USA en Zweden


    Artikel in Travel Agent Magazine, USA


      
      
      
      Fax
      
      	In september 1980 werd mij als troetelkind van de PTT de eer gegund 
      dat de officiele opening van de PTT-telefax-dienst werd geopend op mijn kantoor 
      in Tilburg. Met een fax vanuit Tilburg naar het kantoor  in de Leidsestraat was 
      de introductie van de fax in Nederland officieel een feit.
      	Het PTT-troetelkind was ik onbewust geworden vanwege de pioniersrol die 
      ik vervulde in het PTT-Viditel-project.
      	Tien jaar later is de fax niet meer weg te denken uit de kantoren in 
      Nederland. Malibu Travel heeft op dit moment 3 faxen, 1 voor binnen- 
      komend verkeer, 1 voor uitgaand verkeer en 1 faxkaart in de PC.      
      
      	Met deze laatste wordt het hele netwerk van 200 agenten in 75 landen 
      van European Travel Network bestierd. Berichten voor bepaalde groepen van 
      agenten (inkomende agenten, ticketing agenten, in Europa, in Amerika etc.) 
      worden ingetikt op de computer, en de computer gaat op het aangegeven tijdstip 
      automatisch alle opgegeven faxnummers bellen, om het bericht door te geven. 
      Meestal ‘s nachts vanwege de lagere kosten en de betere bereikbaarheid. 
      	Zonder deze faxcomputer zou de communicatie met de leden veel meer 
      tijd kosten en waarschijnlijk niet bestaan op een dergelijke 
      intensieve wijze.                            
      	Aangezien ik er van uitga dat een mens niets hoeft te doen wat een   
      computer sneller en beter kan, is tegenwoordig de sprekende computer 
      gekoppeld aan de faxkaart. Klanten kunnen nu dag en nacht naar de    
      computer bellen, intoetsen over welke bestemming ze informatie willen, en 
      de computer vraagt hen hoe ze de informatie willen ontvangen: voorlezen door 
      de telefoon of per fax toegestuurd. Kiezen ze voor
      toezending per fax, dan dient het faxnummer ingetoetst te worden en
      volledig automatisch wordt hen dan een tarievenlijst toegefaxt.
      
      
      

    Mededelingenblad PTT Den Bosch September 1980


    Mededelingenblad PTT Den Bosch September 1980


      
      
      
      Eurosport teletekst pagina 169
      
      	Ik zal het niemand kwalijk nemen als zij hierboven lezen over bruik-
      bare nieuwe technologieen en zich dan afvragen waarom hieraan zo weinig 
      ruchtbaarheid wordt gegeven. De weinige publiciteit zou kunnen duiden op 
      onbetaalbare prijzen, maar niets is minder waar. Alle bovengenoemde software 
      bij elkaar kost niet meer dan 10.000 gulden, dus bereikbaar voor vele zaken 
      en bedrijven.
      	De weinige ruchtbaarheid over deze technologieen heeft andere oorzaken.
      	Ten eerste heeft de wereld meer knappe techneuten dan knappe verkopers. 
      Ze kunnen van alles uitvinden, maar als geen aandacht wordt besteed aan het 
      verkopen ervan, dan houdt alles op.
      Juist door de lage prijzen is de verkoop ook niet zo interessant.
      Er wordt relatief te weinig aan verdiend en er is te veel nazorg vereist.
      	Tenslotte zijn ook de fabrikanten van beeldschermen, computers en 
      toetsenborden er niet kapot van, dat hun produkten worden vervangen door de 
      simpele telefoon die iedereen al heeft.
      	
      	Als bijdrage tot de verspreiding van kennis over nieuwe technologieen 
      heeft European Travel Network op Eurosport teletekst pagina 169 alle mogelijke 
      informatie hierover verzameld. De meest 
      fantastische Rond-de-Wereld routes worden om en om gepresenteerd met de meest 
      ongelooflijke technologieen. Het toppunt van reizen gecombineerd met het 
      toppunt van technologie.
      
      
      
      Vrouwelijk personeel
      
      	Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid al bijna 20 jaar uitsluitend
      vrouwelijk personeel te hebben. Hieruit mag geconcludeerd worden dat het me 
      uitstekend bevalt. Ik vind het prettig om de hele dag alleen maar lieve jonge 
      vrouwen om me heen te hebben, en ze in de loop der tijd te zien veranderen 
      van nietswetende schoolverlaters in perfecte vakvrouwen.        
      	Het heeft me al heel wat overuren gekost om ze allemaal in te wijden 
      in de geheimen van de internationale discountwereld.                             
      	Vanwege de eenvoudige organisatiestructuur van de meeste reisburoos, 
      is er nauwelijks getrap naar beneden en geslijm naar boven.
      Dit komt de sfeer zeer ten goede. 
      	Ondanks de voortschrijdende emancipatie hebben klanten nog steeds 
      meer respect voor een vrouw die kennis van zaken heeft, dan voor een man die 
      hetzelfde weet. En dat het personeel kennis van tarieven heeft is mijn 
      belangrijkste taak. Soms wel moeilijk om een lieve, mooie vrouw duidelijk te 
      maken dat het anders moet, maar meestal lukt het wel ze te overtuigen.
      	Ook heb ik het gevoel, terecht of niet, dat vrouwen loyaler zijn.
      Juist in de maanden voorafgaand aan het faillisement in 1981, heb ik veel 
      steun gehad aan de ‘Schatjes van Latjes’. Een man had waarschijnlijk in die 
      tijd eerder aan zijn carriere gedacht en was vertrokken.
      Jonge vrouwen kunnen het zich waarschijnlijk permitteren zich op zo’n moment 
      minder druk te maken over de toekomst en meer menselijke steun te geven.
      	Ook zal voor hen toen meegespeeld hebben dat ze zich zeer bewust 
      waren te werken voor een uniek reisburo. 
      
      
      

    De Schatjes van Latjes in 1981


      
      
      
      Publiciteit, reklame en marketing
      
      	Op zichzelf is de plaats waar men een reis boekt van ondergeschikt 
      belang. Dit is ‘low-interest’ voor het grote publiek, zoals marketingmensen 
      het zo mooi uitdrukken. Dit is in principe het noodlot van alle bemiddelaars 
      en geldt o.a. ook voor makelaars, verzekeringsagenten en reklameburoos. 
      Op verjaardagen, feesten en partijen wordt wel verteld dat men een huis 
      heeft gekocht, dat men adverteert en dat een reis is geboekt, maar via wie 
      dat is gedaan komt nauwelijks ter sprake. 
      	Tenzij men de reis heeft geboekt bij Ad Latjes. Dan moet het er altijd 
      even worden bijverteld. Vroeger gebeurde dit al en anno 1990 nog steeds. 
      Dat het gebeurt ervaar ik op zich als een compliment en als bewijs dat we 
      hebben kunnen uitstijgen boven de grijze en kleurloze massa reisburoos.
      	Waarom het gebeurt is moeilijk te beantwoorden en waarschijnlijk 
      afhankelijk van meerdere factoren. Ten eerste is daar de consequente
      specialisatie: alleen goedkope tickets in de toeristenklasse en alleen naar 
      de bestemmingen buiten Europa en buiten het Middellandse Zeegebied.        
      Liever van weinig alles weten, dan van een heleboel een beetje.
      	Ook waren we in 1972 de eersten die adverteerden met gebruik van het 
      prijswapen. Net zoals nu, waren onze advertenties simpele mededelingen met 
      een opsomming van de goedkoopste prijzen naar de diverse bestemmingen. 
      De massa begon zich te realiseren dat vliegen niet meer beperkt was voor 
      alleen de elite. Ook de gevestigde reiswereld moest toen op zoek naar 
      goedkopere tarieven om geen klanten te verliezen, zeker toen op een 
      gegeven moment in 1979 de discount-tarieven meer bekend werden dan de 
      officiele IATA-tarieven.
      
      	Het is een ironie van het lot dat het in 1981 juist de reiswereld 
      was die om het hardst riep dat ik een oplichter was. Terwijl zij zelf jarenlang
      honderdduizenden passagiers honderden miljoenen guldens te veel had berekend. 
      Ook in 1990 zullen nog tienduizenden passagiers meer betalen voor hun ticket 
      dan strict nodig is, wegens onkunde of onwetendheid van de reisburoos.
      	Het strak vasthouden aan onze principes: alleen goedkope tarieven en 
      alleen simpele reclame, met de reaktie daarop van de reiswereld en een 
      toevloed van passagiers, was voor de pers een goede reden om in 1980 in hoog 
      tempo te beginnen met het schrijven van verhalen over het fenomeen 
      ‘discounttarieven’.
      
      	 Geen enkele zakenman zegt nee tegen gratis positieve reclame, dus ik 
      liet deze belangstelling graag over me heen gaan, echter nooit zelf zoekend 
      naar journalisten die iets wilden schrijven.
      	Het hoogtepunt vormde een groot artikel in het Algemeen Dagblad in 
      1981 dat termen gebruikte als ‘wonderboy’ en de ‘American Dream in Holland’.
      Woorden die het leuk doen in een mooi verhaal, maar voor mij toch te ver weg 
      stonden van de harde dagelijkse werkelijkheid.    
      In die tijd was het onbestaanbaar dat er iets negatiefs geschreven zou
      worden over Ad Latjes, net zoals na het faillisement niets positiefs mocht 
      worden geschreven. 
      
      	Het nadeel van de hallelujah-verhalen was echter dat het faillisement 
      overmatig in de publiciteit belicht is geworden. Maar wat is in Holland leuker 
      dan een hoge boom te zien omgaan....
      	Gelukkig was ik er al vroeg achter dat publiciteit weinig meer 
      oplevert dan wat extra klanten. Ook na het prachtige verhaal in het AD moest 
      ik in de Tilburgse cafees gewoon blijven afrekenen. 
      Zelfs een gratis drankje leverde het niet op. 
      Omgekeerd hoefde ik ook niets extra te betalen toen er negatieve verhalen 
      werden geschreven.
      
      	Anno 1990 mogen journalisten schrijven wat ze willen, zo lang ze de
      waarheid maar niet al te hard verkrachten. Het is niet zo belangrijk wat ze 
      schrijven, als ze maar schrijven. De persvrijheid is een te belangrijk goed 
      om beperkt te mogen worden.
      	Het is logisch dat Malibu Travel profiteert van de vroegere ervaringen 
      met publiciteit en reklame. Malibu schuwt er niet voor om door middel van 
      publiciteit politieke veranderingen te bewerkstelligen in de luchtvaartwereld 
      en een bijdrage te leveren tot de liberalisatie van de tarieven. 
      
      Rondom de beide korte gedingen tegen KLM was de publiciteit zo intens dat de 
      KLM-aandelen tot twee maal toe 15 procent in waarde daalden.
      	Het is uitsluitend aan de vele publiciteit te danken dat Ghanese 
      KLM-passagiers nu weer mogen opstappen in Amsterdam in plaats van Londen. 
      Soms wordt met publicitaire middelen meer bereikt dan met juridische !
      
      	In het begin van Malibu Travel was de toegang tot de Nederlandse markt 
      moeilijk vanwege alle negatieve publiciteit in de voorgaande jaren. 
      Daarom heeft Malibu zich vanaf het begin meer gericht op de Europese markt 
      dan op de Nederlandse markt. Eerst via advertenties in Duitse, Engelse en 
      Zweedse kranten, later via de teletekst van Europese satelliet-TV-stations 
      en via de Europese satelliet-radio. 
      Dit was achteraf een geluk bij een ongeluk omdat Malibu Travel aan Nederlandse 
      passagiers van KLM geen importtickets kon verkopen, tickets waaraan het meeste 
      wordt verdiend.
      	Deze ‘gedwongen’ Europese gerichtheid heeft van Malibu Travel anno 
      1990 het meest Europese reisburo gemaakt van Nederland,en waarschijnlijk van Europa. 
      Geen ander reisburo heeft procentueel zoveel buitenlanders als klant, en ontvangt 
      zo veel boekingen van klanten uit het buitenland.
      
      
      

    Ad Latjes is Gek advertentie 1988


      
      
      
      Credit cards
      
      	Amerikanen en andere ingewijden zullen beamen dat het Amerikaanse 
      banksysteem niet van deze eeuw is. Aan de overkant van de plas sturen ze 
      elkaar nog steeds cheques over en weer, wegens het ontbreken van een giraal 
      betalingssysteem.
      	In die omstandigheden was de introductie van de credit card een 
      uitkomst, eind jaren veertig. In Europa met zijn modern betalings-
      verkeer is de credit card echter een ongenode gast. 
      	Laten de Europese banken zich meer concentreren op de verbreiding van 
      de Eurochequepas met pincode, zodat die spoedig overal in Europa en de wereld 
      gebruikt kan worden. 
      	Ik heb niets tegen plastic kaarten, maar wel tegen een kaart waarvoor 
      de accepterende zaak 3 tot 7 procent moet afstaan aan de credit cardmaatschappij. 
      
      
      
      Nederlandse faillisementswet
      
      	De Nederlandse Staat eigent zich wel het recht toe om van elke 
      verdiende gulden, veertig cent in te pikken, maar zij erkent niet de plicht om 
      bedrijven in moeilijkheden (tijdelijk) te helpen.
      	Aan natuurlijke personen wordt wel steun verleend in geval van problemen, 
      zoals WW en WAO, maar voor bedrijven kent men dergelijke regelingen niet. 
      	Zelfs in de Verenigde Staten, over het algemeen toch geen voorbeeld van 
      een sociale verzorgingsstaat, heeft men een betere faillisementswet dan in Nederland. 
      Bedrijven in moeilijkheden hebben daar de kans om gedurende een bepaalde tijd orde 
      op zaken te stellen, zonder last te hebben van de schuldeisers. 
      Deze regeling moet toch ook minimaal in Nederland kunnen worden overgenomen.
      	
      	Het bedrag aan WW-uitkeringen na mijn faillisement in 1981, is vele malen 
      groter dan het bedrag waarmee dit faillisement voorkomen had kunnen worden. 
      	Als we ervan uitgaan dat het gemiddelde personeelslid na een 
      faillisement 6 maanden WW-uitkering krijgt, zou voorgesteld kunnen worden om de 
      te verwachte WW-uitkeringen te gebruiken voor het afwenden van het faillisement. 
      Vanzelfsprekend onder verantwoordelijkheid van een bewindvoerder en op basis 
      van een nieuw levensvatbaar bedrijfsplan. Dit zou een recht moeten worden en geen gunst. 			
      Misschien het overdenken waard.  
      
      
      

    Adverteren in de Europese reisvakbladen


      
      
      
      EUROPEAN TRAVEL NETWORK 
      
      	Vanaf 1972 importeerde ik al tickets uit het buitenland. Eerst alleen uit 
      Engeland, later ook uit Belgie, Amerika, Zwitserland, Singapore en vele andere landen. 
      Met de diverse agenten had ik alleen contact op beurzen, telefonisch en als we 
      elkaar opzochten. 
      Het was niet erg gestructureerd en nooit met meerdere agenten tegelijk. 
      Schijnbaar was dit andere agenten ook opgevallen, en het was ook niet verwonderlijk 
      dat tijdens de grootste reisbeurs ter wereld, de ITB in Berlijn, in 1986 het idee 
      ontstond, om een vergadering te organiseren waarvoor we alle agenten die we kenden 
      zouden uitnodigen.  
      We, dat waren een Zwitserse agent, een Duitse, een uit Californie en ikzelf. 
      	
      	Zo gezegd, zo gedaan. Malibu Travel zou de eerste vergadering 
      organiseren in Amsterdam. Iedereen zou me namen en adressen van
      agenten toespelen die ik zou uitnodigen. Wat een heidens karwei.
      
      Ten eerste moest ik uiteindelijk zelf de meeste agenten uitnodigen, want de anderen 
      bleken toch niet zoveel relaties te hebben als ze eerder beweerd hadden. 
      Iedereen die ik de afgelopen 15 jaar had leren 
      kennen, waar ter wereld dan ook, werd uitgenodigd.
      
      Ten tweede geloofden de meesten die werden uitgenodigd niet dat het me zou lukken 
      alle discount-boys uit de hele wereld om een tafel te krijgen. Daarvoor werden ze 
      toch allemaal te veel als individualisten beschouwd en te veel als buitenbeentjes. 
      Ik moest continu iedereen ervan overtuigen dat ze echt moesten komen en dat ze 
      niet de enigen zouden zijn in Amsterdam. Komt Jantje ook, ja ja, Jantje komt ook, 
      dus kom jij nu ook maar, etc. etc. Talloze telefoontjes.
      	
      	Handen vol geld had het organiseren van de eerste vergadering gekost, maar 
      het resultaat was er dan ook naar. Eind april 1986 kwamen 45 personen uit 27 landen 
      in Amsterdam bijeen om discount-tarieven uit de hele wereld te bespreken.  
      Ze kwamen uit Australie, Azie, Europa en Amerika. De sfeer was vanaf het eerste 
      moment uniek. Uit de openhartigheid en de manier van discussieren zou men kunnen 
      denken dat de jongens elkaar al jarenlang kenden. Niets was minder waar. 
      De meesten hadden elkaar nog nooit eerder ontmoet, maar waarschijnlijk creeerde het
      werken in dezelfde handel, het verkopen van discount-tickets, een onzichtbare
      band van vertrouwen.
      
      	De prijzen die we tijdens de eerste vergadering hoorden waren een 
      regelrechte sensatie en een openbaring voor de meesten van ons. 
      	Vanaf het allereerste moment drong het tot iedereen door dat het 
      niet bij deze eerste vergadering zou blijven, dat er meer moesten 
      volgen.
      	
      	Vanaf dat moment begon een kiem van hebzucht te groeien.
      Want omdat iedereen zich de belangrijkheid van dergelijke conferenties terdege 
      realiseerde, kwamen er meteen vragen zoals 'wie mogen op de volgende vergaderingen 
      komen, wie bepaalt of mijn concurrenten ook uitgenodigd worden en tot hoeveel 
      personen moeten we de conferentie beperken'. Op zich vragen die begrijpelijk 
      zijn en waarover een heleboel discussie mogelijk is, maar die ook sluimerende 
      onvrede tot gevolg hebben.
      
      	Tijdens de tweede vergadering in Brighton,Engeland in november 1986, was 
      voor mij de maat vol. Onder leiding van mijn twee mede-organisatoren uit Zurich 
      en San Francisco, besliste de vergadering dat aan de agent uit Zurich het 
      exclusieve recht werd toegekend te bepalen wie wel en wie niet mocht komen. 
      Een recht dat ik mezelf niet eens wilde toekennen, ondanks het feit dat 
      60 percent van de aanwezigen door mij persoonlijk was geintroduceerd voor deze 
      conferentie. De Brighton-conferentie besliste dat de april 1987-conferentie in 
      Singapore zou plaats vinden, en ikzelf besliste om in Amsterdam in hetzelfde 
      weekend een nieuwe vergadering te organiseren met nieuwe agenten en met de 
      besten uit de eerste twee vergaderingen.
      	
      	In januari 1987 bleek dat de meeste agenten naar de conferentie in
      Amsterdam zouden komen, ook al vanwege een aantal nieuwe agenten dat nog geen 
      eerdere conferentie had bezocht. Bovendien realiseerden velen zich pas na de 
      Brighton-conferentie waarvoor ze eigenlijk hadden gestemd, namelijk voor het 
      geven van een vetorecht aan een agent.
      	Uit het kleine aantal aanmeldingen begreep de agent in Singapore dat 
      zijn vergadering in april 1987 geen succes zou worden. Aangezien hij het 
      achteraf ook niet eens was met de genomen beslissing, belde hij me op, stelde 
      voor de miskleun in Brighton te vergeten, iedereen het recht te geven nieuwe 
      agenten voor Singapore uit te nodigen, en aan niemand een vetorecht te geven.
      Ik kon hiermee akkoord gaan en ik liet alle agenten weten dat de Amsterdamse 
      vergadering was verplaatst naar Singapore. 
      
      
      
      Fuhrer
      
      	De Zwitserse agent, ondertussen Fuhrer gedoopt, was furieus toen hij 
      hoorde van deze paleisrevolutie. Onmiddellijk organiseerde hij een nieuwe 
      vergadering in Singapore, een week eerder dan onze vergadering en zonder 
      medewerking van onze Singapore-agent. 
      Hiervoor stuurde hij uitnodigingen naar de meeste agenten die een week later 
      naar Singapore zouden komen.
      	
      	Sommige slapjanussen wisten niet voor welke vergadering te kiezen, 
      en gingen naar allebei. Ze hadden echter niet op de Fuhrer gerekend.
      Zaterdagochtend om negen uur werd gevraagd wie ook een week later naar de 
      vergadering van die Hollander zou gaan. 
      	Iedereen die toen een vinger opstak, ongeveer de helft, werd 
      gesommeeerd de zaal te verlaten. De sufferds moesten een week 
      wachten alvorens ze wel aan een tarievenconferentie mochten deelnemen......
      	
      	Tijdens deze vergadering werd officieel de ASFA opgericht, de Association 
      of Special Fare Agencies. De Singapore agent werd vanwege zijn leeftijd gekozen 
      tot president van de associatie, en ikzelf vice-president. Een functie waar ik 
      op zichzelf vrede mee had. 
      
      Na volgende conferenties in Dublin en Los Angeles werd in november 1988 de 
      conferentie gehouden in Londen. Tot dat moment was uitsluitend gesproken over 
      het uitwisselen van goedkope vliegtarieven en over een computer-programma om 
      deze tarieven gemakkelijker te kunnen uitwisselen tussen de aangesloten agenten. 
      In opdracht van ASFA was de Zuidafrikaanse agent aan de slag gegaan om een
      programma te ontwikkelen, maar nadat hij er de brui aan had gegeven was de 
      ontwikkeling voortgezet door een Deens softwarehuis. 
      Deze jongens presenteerden op de Londense conferentie hun nieuwe programma. 
      Na een demonstratie was iedereen het erover eens dat het programma uitstekend was. 
      Er werd gestemd en 100 procent van de stemmen was ervoor dit programma te 
      gebruiken als officieel tarieven-uitwisselingsprogramma van ASFA. 
      	
      	Op mijn aandringen werd er ook gestemd wie het programma zou kopen. 
      Hiervoor stemde slechts 40 procent. Voor een programma van slechts 500 dollar, 
      dat uitstekend dienst zou kunnen doen. 
      	Toen ik enkele maanden hierna ook nog hoorde dat uiteindelijk slechts 
      10 procent het programma had betaald, was het voor mij duidelijk. 
      Met dit soort agenten kon ik geen oorlog winnen, en discount Ìs oorlog, oorlog 
      tegen gevestigde belangen en oorlog tegen de conservatieve krachten die de 
      vliegtarieven absurd hoog willen houden.
      	
      	Reeds voor de Londense conferentie had zich een zekere onvrede van mij 
      meester gemaakt over het functioneren van ASFA. Als we tweemaal per jaar met 
      zoveel intelligente agenten uit zoveel landen rondom een tafel zitten, kunnen 
      we waarachtig meer doen dan alleen maar tariefjes uitwisselen. 
      Herhaalde malen had ik reeds geopperd om meer samen te doen, gezamenlijk te 
      adverteren, een travel card uit te geven en naar de maatschappijen toe als 
      wereldwijde marketingorganisatie op te treden. Hiernaar was altijd welwillend 
      geluisterd, maar ik was te snel, we konden niet alles tegelijk doen etc.
      
      	Na de Londen-conferentie was het voor mij duidelijk. Ik moest iets 
      anders doen. ASFA-agenten ervan overtuigen dat we onze kracht beter
      moesten gebruiken zou te veel energie en tijd van me vergen. 
      Het zou jaren duren, en als dan zou blijken dat mijn ideeen werkten, dan zou 
      iedereen op de lopende trein springen, ervan meeprofiteren terwijl ikzelf alle 
      investeringen in tijd en geld had gedaan met alle risico’s van dien. 
      Bovendien had ik geen controle over ASFA, want dit was een vereniging 
      naar Engels recht. 
      
      
      
      Driemaal is scheepsrecht
      
      	European Travel Network werd geboren....
      Een stichting naar Nederlands recht, die zich ten doel stelt het
      samenwerken tussen (Europese) agenten te bevorderen en allerlei
      activiteiten te organiseren voor haar leden.
      	
      	Hoewel de naam en de kleuren Europees zijn, werden vanaf het begin ook 
      niet-Europese agenten betrokken bij de activiteiten. 
      Op elke ETN-conferentie vragen de Amerikaanse agenten om de naam te veranderen 
      in een meer globale naam. Misschien dat de naam niet-Europeanen niet zo aanspreekt, 
      maar Europeanen daarentegen zullen zich meer kunnen identificeren met de naam en 
      het gebruik van de sterren en de kleuren blauw en geel.
      
      	Het wordt na eeuwen van verdeeldheid tijd dat Europeanen zich meer bewust 
      gaan worden van hun Europeaan-zijn. Europeanen mogen best wel wat chauvinistischer 
      worden dan ze nu zijn. 
      Trots zijn op hun historie en cultuur.
      
      	Ik ben altijd een beetje jaloers als ik in Amerika zie hoe trots vele 
      Amerikanen zijn op hun Amerikaan-zijn. Op diverse plaatsen, zoals in Disneyworld 
      (de film ‘America the Beautiful, het Amerikaanse paviljoen in Epcot) en in het 
      Capitool te Washington krijg ik kippevel als ik de Amerikanen hun gevoelens en 
      trots hoor uiten over de verworvenheden van het Amerikaanse volk. 
      Geen gevoelens om als buitenstaander bang voor te zijn, maar gepaste gevoelens 
      van respect voor hun vaderland en voorouders. 
      
      	Het zou de Europeanen sieren indien zij op eenzelfde waardige wijze hun 
      Europeaan-zijn zouden beleven. 
      
      	In tegenstelling tot de Amerikaanse ETN-agenten, reageert de Amerikaanse 
      consument heel enthousiast op het Europese imago van de ‘travel card’ die aan de 
      houders over de gehele wereld korting oplevert bij hotels, inkomende tour-operators, 
      winkels etc. Na recente publicaties in de Amerikaanse Consumenten Reisgids en in 
      diverse Amerikaanse reisbladen over European Travel Network, ontvingen we honderden 
      informatieaanvragen.               
      
      	Rijke Amerikanen kopen een Europese auto, drinken Europese wijn en gebruiken 
      Europese parfum. Europa staat in Amerika voor kwaliteit, cultuur en historie. 
      En voor Amerikanen die helemaal gek zijn op plastic kaarten, is een Europese travel 
      card dan ook een absolute must, ongeacht wat hij kost en mooi meegenomen als je er 
      nog iets mee kunt doen. Naast de conferenties tweemaal per jaar en het uitgeven van 
      de travel card, organiseert ETN vele andere activiteiten. 
      
      	De Europese ETN-agenten adverteren gezamenlijk op de teletekstpagina’s van 
      Super Channel en Eurosport, in het nieuwe Europese weekblad The European en met de 
      Amerikaanse ETN-agenten samen in de International Herald Tribune.
      
      	Bovendien is een wereldwijde uitwisseling van personeel op gang gekomen en 
      gaan de inkomende ETN-agenten in de diverse landen programma’s maken die via 
      ETN-agenten in Europa en Amerika verkocht worden.
      
      Begin 1991 beginnen de eerste opnamen van de nieuwe TV-serie 
      ‘Round the World in 30 minutes’ die uitgezonden wordt door kabelstations in Europa 
      en Noord Amerika met een maximaal bereik van 100 miljoen personen. 
      
      Bovendien wordt gepoogd om alle ETN-agenten hetzelfde luchtvaartreserveringssysteem 
      te laten gebruiken, teneinde een lagere prijs te bedingen en goedkoper onderling 
      te kunnen communiceren. 
      Met een totale ETN-omzet van 1 miljard dollar is het makkelijker praten dan als eenling. 
      	
      	Hoe de ETN er over 5 jaar uitziet is niet in te schatten. Waarschijnlijk
      ook niet te vergelijken met het prille begin van nu. Vele agenten hebben terecht 
      hooggespannen verwachtingen. De euforie rond Europa 1992 moet nog beginnen, dus 
      alles is nog mogelijk. 
      
      	Een ‘think tank’ van de George Washington University in Washington D.C. 
      heeft echter nu al een officieel verzoek gericht aan ETN om  onze mening kenbaar 
      te maken over de ontwikkeling en toekomst van de onafhankelijke reisburoos, teneinde 
      een rapport samen te stellen over de komende onwikkelingen in het wereldtoerisme. 
      Een ‘report’ dat in 1991 officieel wordt aangeboden aan de Verenigde Naties en de 
      Europese Gemeenschap. 
      	ETN heeft haar eerste schreden gezet op de weg naar een leidende rol in 
      het Europa van na 1992. Een Europese natie die weldra de wereld zal leiden naar 
      een samenleving met vrede, welvaart en gerechtigheid voor iedereen.
      
      
      

    Artikel over ETN Card in Consumers Report Travel Letter, USA, Januari 1990


    Conde Nast Traveller, USA, Juni 1990


      
      
      
      Reisindrukken
      
      
      Greyhound 1971
      
      	Met begrijpelijke tegenzin stapte ik donderdagavond om 6 uur in Los  
      Angeles in de Greyhound-bus die me naar New York zou brengen. 
      	72 uur lang zou dit gevaarte mijn thuis zijn. Dag en nacht voortdenderend, 
      over bergen en prairies, langs duizenden benzinepompen en door 23 staten, zouden 
      12 chauffeurs me naar de ‘Big Apple’ brengen. 		
      Slapen was nauwelijks mogelijk, omdat er geen slaapstoelen aan boord waren, maar 
      keiharde banken.
      Maar op zo’n reis leer je al snel dat na 100 keer uitbundig gapen alle slaap over is.                                  
      
      
      Israel 1975
      
      	Toen Clasien en ik het King David Hotel binnen kwamen, stond de General 
      Manager ons op te wachten. Hij had een prachtige suite voor ons gereserveerd met 
      uitzicht op de oude stad, met een overvloed aan verse bloemen en een heerlijke 
      fruitschaal. 
      Blijkbaar had de telex die ik vanuit Nederland had gestuurd om mijn komst aan 
      te kondigen, hier veel indruk gemaakt.
       
      	Bij avondschemering de eeuwige stad Jeruzalem binnen wandelen is ongeveer 
      het meest emotionele reismoment dat een mens kan meemaken. Als ik dit vijftien 
      jaar later opschrijf, krijg ik er nog kippevel van.  
      
      Over Jeruzalem praten zonder emotioneel te worden is nog steeds onmogelijk voor me. 
      Nergens ter wereld voel je de geschiedenis zo door de muren beuken als binnen de 
      oude stadsmuren van Jeruzalem. 		
      De straatstenen trillen nog na van de stappen der Romeinen, Perzen en andere 
      veroveraars die er gelopen hebben. 
      In de Via Dolorosa hoor je de menigte nog schreeuwen om de kruisiging van Jezus.
                         
      	Joden bidden nacht en nacht bij de Klaagmuur, hun enige houvast in   
      2000 jaar diaspora. Alleen al het feit dat het joodse volk uit het   
      verlangen naar zijn stad Jeruzalem, duizenden jaren de kracht heeft  
      geput om te streven naar een eigen joodse staat, maakt deze stad on- 
      vergelijkbaar met elke andere. Lopend door de oude straten begin je  
      te beseffen waarom ze hier 20 eeuwen naar hebben verlangd. 
      
      	Voor buitenlandse bezoekers is toegang tot Jeruzalem beter 
      gewaarborgd door de democratische staat Israel dan door de meeste van 
      de Arabische Moslim-dictaturen. Het zou een grote politieke blunder van 
      Israel zijn, indien controle over Jeruzalem wordt ingeruild voor vrede
      met Arabische dictators.  Dictators verdwijnen vanzelf maar de stad
      Jeruzalem zal nog eeuwig blijven bestaan.
      
      
      Martinair 1989
      
      	Onder ons strekt de oceaan zich uit tot achter de horizon. Buiten    
      vriest het 50 graden. De Shetland Eilanden, IJsland en Groenland zijn 
      we al gepasseerd en op het moment dat we het Canadese luchtruim binnen vliegen 
      wordt omgeroepen dat de non-stop vlucht naar Florida een tussenlanding moet 
      maken in Montreal wegens overvolle toiletten. 
      		
      Als excuus wordt aangevoerd dat het vliegtuig de dag ervoor moest uitwijken naar 
      Rotterdam, daar was schoongemaakt en toen naar Amsterdam is gevlogen. 
      In Amsterdam werd toen maar aangenomen dat de toilet-containers in Rotterdam 
      waren geleegd. Hetgeen de vraag opwerpt of er niet zoiets als een check-list 
      bestaat, waarop wordt aangegeven wat moet gebeuren en wat reeds gebeurd is. 
      Een griezelig idee dat zoiets simpels ontbreekt. 
      	Achteraf mogen we misschien van geluk spreken dat er voldoende 
      brandstof aan boord was....
      
      
      Thailand en China 1987
      
      	Op het kantoor van mijn collega in Bangkok, een gevluchte Tsjech,     
      lagen talloze Aziefolders. Ik was er heen gegaan in juli 1987 om m’n  
      zinnen te verzetten na een inspannend seizoen.                        
      	Ik had totaal geen idee waar ik na Bangkok heen zou gaan, en of ik 
      wel verder zou gaan. Bangkok viel me weer een stuk meer tegen dan de laatste 
      keer dat ik er was. Nog benauwder, nog meer walmende auto’s en een nog 
      indringender stank op straat.             
                          
      	Een perfecte reden om een paar keer per dag naar een massagesalon 
      te gaan en jezelf helemaal te laten schoonmaken door een mooie genummerde Thaise, 
      die je zelf had uitgezocht in de vitrine.                     
      	Hoewel er voor de betaalde tien gulden 1 uur wassen en massage stond, 
      begon ze al na 20 minuten te zeuren voor haar bijverdienste.    
      	Als je zei dat je geen zin had of niet durfde, werd ze boos en liep ze
      weg. Het was dus zaak om dit moment zo lang mogelijk uit te stellen.  
      	Zeggen dat je nog niet schoon was, nog nat was achter je oren of niet 
      begreep wat ze bedoelde waren de beste verlengingstrucjes. Maar tot   
      langer dan 45 minuten kon je het absoluut niet rekken.                
                                                                            
      	In de prijslijst stonden talloze bestemmingen met aantrekkelijke      
      prijzen. Bali, Manila, Brunei en....Peking, voor 950 gulden retour.   
      	Nooit geweten dat Bangkok zo dicht bij Peking lag. Me ook nooit       
      gerealiseerd dat de wereld zo klein werd gemaakt dankzij de goedkope  
      vliegtarieven. Een gevoel van trots kon ik niet onderdrukken.         
      	De keuze was snel gemaakt. De drie dagen wachttijd voor een visum voor 
      China werden doorgebracht met een dagtocht naar Pattaya en regelmatige bezoeken 
      aan de Thaise ‘wassalons’.                                   
      	Ik kon niet vermoeden dat dit bezoek aan China zoveel indruk op me zou 
      maken en zoveel bewondering voor het Chinese volk zou bijbrengen. 
      
      	Ik had reeds vele verhalen gehoord over de slechte service van CAAC, de 
      Rood-Chinese luchtvaartmaatschappij. 
      	Maar dan de realiteit....     
      Vriendelijke service, goed eten en een splinternieuw Amerikaans toestel. 
      Naar goed Amerikaans gebruik was de paspoortcontrole op de eerste landingsplaats 
      in China, te weten Canton. Snel, efficient en zonder veel poespas werden alle 
      passagiers afgehandeld.                      
       
      	Na het oppakken van m’n koffer van de band in Peking was ik voorbereid 
      op ‘n uren durende, minutieuze controle van m’n baggage door sjagrijnig kijkende 
      douanebeambten. Zoals ik dat gewend was bij eerdere bezoeken aan communistische 
      heilstaten, zoals de Sovjet Unie, Roemenie en Mongolie.                                                          
      	Hiervan was echter geen sprake. Net als in de Westerse landen, was er 
      een groene en rode zone. Doorlopen dus. Bij het wisselkantoor vroeg ik hoeveel 
      dollars per dag ik verplicht moest omwisselen. Ook deze communistische gewoonte
      was uit den boze. Niets verplicht. 
      
      Dan maar in een grijze grauwe bus naar m’n hotel dat ik reeds in Bangkok had      
      gereserveerd. Nergens te bekennen. Alleen een hele meute taxichauffeurs die, 
      net als overal elders in de wereld, aan m’n koffer stonden te rukken om me te 
      bewegen met hen mee te gaan.                        
        
      	Dan de binnenkomst in Peking. Een grotere bouwput was nauwelijks voor 
      te stellen. Overal bedrijvigheid, getuige de torenhoge bouwkranen. Het leek wel 
      of de Chinezen alle achterstand na 40 jaar verlammend communistisch schrikbewind 
      in een paar jaar wilden inhalen.           
      	Ook de service aan de hotelbalie was oncommunistisch vriendelijk.     
      Het eerste wat ik die avond deed was een bezoek aan het Plein van de  
      Hemelse Vrede. Dat konden ze me in elk geval niet meer afnemen, al zou nu de 
      revolutie uitbreken...          
                                      
      	Het plein lag er vredig bij. Nog geen protesterende studenten te zien.
      Maar de drukte was onbegrijpelijk. Duizenden flanerende Chinezen die  
      schijnbaar ook genoten van een zwoele zomeravond.                     
      	Net als op Times Square,New York voel je ook hier de hartslag van onze 
      hedendaagse wereld, maar wel van een totaal andere wereld. 
      Van 1100 miljoen Chinezen die hun eigen weg zoeken in onze geschiedenis, met een 
      totaal andere cultuur die me aanspreekt. 
      Alleen al omdat ik de werklust van de Chinezen, niet alleen binnen China, bewonder.         
      
      	De volgende dag bezocht ik de Verboden Stad en diverse andere toeristische 
      attrakties. In het hotel gaf ik me op voor een dagtocht naar de Chinese Muur, 
      ongeveer vier uur rijden vanaf Peking.                  
      	Indien Christus op de dag van zijn sterven de eerste steen had gelegd 
      van de Chinese Muur, en als sinsdien elke dag, 20 eeuwen lang, een stuk van 
      5 meter lengte en 3 verdiepingen hoog was gebouwd, dan was de Muur nu nog niet 
      afgebouwd. 
      	Een onaardse prestatie van een volk dat 3000 jaar geleden was begonnen 
      aan dit monument van menselijk doorzettingsvermogen.                                                 
                                                                            
      	De avond voor mijn vertrek had ik een uitgebreid diner met mijn Chinese 
      agent en zijn hele personeel. Deze agent was ik tijdens deze reis door bemiddeling 
      van een Chinese journalist van de China Daily op het spoor gekomen.                                                              
      	Op geen enkele manier kon ik bemerken van doen te hebben met 
      niet-kapitalistisch opgevoede personen. De Westerse manier van economisch denken 
      was door hen volledig geadopteerd en twee jaar later tijdens de studentenopstand 
      heb ik nog vaak aan hen gedacht.                     
      	Zouden zij de onderdrukking overleefd hebben ?                        
      Ik gun het ze van harte, want het is juist dit soort mensen dat China 
      in de toekomst nog zo hard nodig zal hebben.   
      
      
      Berlijn 1990
      
      	Ook met ferme halen van de hamer die hij had meegenomen uit het Italiaanse 
      restaurant, lukte het hem niet erg. Vele malen moest hij uithalen om er een paar 
      stukjes af te krijgen. De gehate muur gaf zich niet zomaar gewonnen. Na David, een 
      Amerikaanse jood wonend in Parijs, mochten ook Heinz uit Zwitserland, Rudy, een 
      Zweed die in Frankrijk woont en in Duitsland werkt, en ikzelf het proberen. 
      Er sprongen wel veel vonken af maar weinig steen. Eindelijk had ik een paar 
      souvenirsteentjes voor tante Anne en anderen thuis.
      
      	Na een hele dag gewerkt te hebben op de stand van European Travel 
      Network tijdens de ITB,Berlijn, had ik met enkele mensen afgesproken 
      na de beurs te gaan eten. Tijdens het diner opperde David het idee om
      naar de Muur te gaan. En welk gedeelte was symbolischer voor hem dan de Muur bij 
      de Brandenburger Toren. De doorgang naar Oost-Berlijn naast de Toren was vreemd 
      genoeg alleen voor Duitsers. Buitenlanders moesten nog steeds naar Checkpoint 
      Charlie in de Friedrichstrasse.   
      
      	Om het grauwe, troosteloze Oost-Berlijn te zien, hadden we dit er    
      niet voor over. Daarom troonde David ons mee naar de Reichstag. Op de treden van 
      dit monumentale gebouw ging er iets beangstigends door ons heen. 
      	Vanaf deze treden had de grootste moordenaar in de wereld-
      geschiedenis de eindeloze rijen troepen geinspecteerd die voor het     
      vaderland de dood werden ingejaagd en vanaf hier vertrokken.         
      
      	Vooral voor David was dit een emotioneel moment. Wie weet wat zijn 
      familie was overkomen tijdens de laatste oorlog. Op zulke momenten kun je maar 
      beter zwijgen. Als een volleerde gids liet hij de taxi nog langs andere gedeelten 
      van de Muur rijden. In stillere buurten, waar nagenoeg nog geen stukken uitgehakt 
      waren en de Westberlijnse graffiti nog volop te bewonderen was. 
      	Vaak een uiting van hun machteloosheid en woede over zoveel 
      communistisch onrecht.                 
      
      
      De Verenigde Staten van Amerika
      
      	Elke keer als ik richting Amerika vlieg, moet ik weer denken aan de  
      woorden van Kamal Dafesh, manager van de Jordaanse luchtvaartmaatschappij, die 
      me al zo vaak heeft gezegd dat ik naar Amerika moet gaan omdat Nederland te 
      klein voor me is. 
      	Inderdaad is Amerika het land van de onbegrensde mogelijkheden. 
      Telkens als ik er ben, wordt ik op een of andere manier geinspireerd door hun 
      manier van denken, reklame maken en zaken doen. 
      	De enige reden waarom ik me nooit in Amerika heb gevestigd, is het 
      simpele feit dat ik het nooit zou doen  zonder mijn vrouw, en die wil niet. 
      Bovendien wordt het de laatste jaren steeds duidelijker, dat in een Verenigd 
      Europa zeker zoveel kansen liggen voor ‘entrepreneurs’ als in de Verenigde Staten.
      
      	Amerika beschrijven is een onmogelijke opgaaf, zo veelzijdig is het. 
      Het hectische van New York City, de weidsheid van Florida, het afwisselende van 
      Californie, de rust van de prairies en de bergen en het decadente van Las Vegas. 
      Alles is er te vinden. 
      	Ook mijn voorkeuren hebben zich in de loop der jaren gewijzigd. 
      Allereerst was New York mijn grote favoriet. Lopend op Times Square, met die 
      hordes mensen, of in Macy’s, voel je de hartslag van onze eigen tijd. 
      Dag en nacht leven, een stad die nooit slaapt, zoals Frank Sinatra zo mooi zingt. 
      
      	Maar na verloop van tijd werd ik verliefd op Californie, niet alleen 
      vanwege de kou in New York, maar vanwege de unieke combinaties van de Amerikaanse 
      cultuur die er te vinden zijn. De glimmer en glamour van Hollywood en de 
      hardwerkende wijnboeren rondom San Francisco.  De sjieke winkels van 
      Rodeo Drive,Beverly Hills en de straatbendes in de achterbuurten van Los Angeles 
      twee kilometer verderop. Vanaf het strand van Malibu de skiers kunnen zien op 
      de bergtoppen landinwaarts.
      	De eindeloze files dag en nacht op de 405 en de verstikkende smog op 
      sommige dagen vergallen echter grondig het geluk in deze prachtige staat.
      
      	Sinds enkele jaren heb ik daarom mijn hart verpand aan Florida. 
      	Niet de drukte van New York, niet de afwisseling van Californie maar 
      een rust en een ruimte waaraan reisboeren op latere leeftijd steeds meer gaan hechten. 
      	Aankomen op het vliegveld en in no-time zit je in een luxueuze auto  
      vlakbij een strand en met talloze hotels in de buurt.
      
      	Amerika is bij uitstek het land om weinig vantevoren te regelen en   
      maar te kijken waar de auto je brengt.  Geen zorgen over overnachten 
      winkels of wat dan ook.  Alles is er volop en vaak dag en nacht      
      geopend, het land van melk en honing in overvloed.
      
      
      Zuid Amerika 1988
      
      	Met een veel te hoge snelheid reed hij voort door de duistere nacht. 
      Van Iguassu Falls terug naar Asuncion, 400 kilometer. Hoewel de weg  
      wel was verhard moest hij toch af en toe slalom rijden om de kuilen  
      te ontwijken. Nergens een licht te bekennen. En toen, een koe...     
      	Om deze te ontwijken draaide hij het stuur naar links, vloog de      
      sloot over, draaide weer en kwam tenslotte langs de kant van de weg  
      in de sloot tot stilstand. Binnen luttele minuten stonden er horden  
      Paraguayanen naar ons busje te kijken. Henriette’s been was zwaar    
      gekneusd en kon nauwelijke bewegen. Twee uur lang hebben ze gepro-   
      beerd om met alle krachten en tractoren het busje uit de sloot te    
      krijgen. Toen zijn we maar verder gereisd naar Asuncion in een volge-
      pakte bus die toevallig stopte. De volgende dag is het been behandeld
      in een prive-kliniek in Rio, waar we de volgende ochtend om 7 uur    
      heen gevlogen waren. Hierdoor hebben we van Rio weinig meer gezien   
      dan de toeristische ‘musts’ zoals de Suikerberg en het Christusbeeld.
      
      
      Kenya 1975
      
      	Hij wilde geen kant meer op. Waarschijnlijk was de hele versnellings-
      bak gemold. Daar stonden we dan, Loek en ik, halverwege de top van Afrika’s 
      hoogste berg, de Kilimanjaro. Het enige geluk was dat we nog wel terug konden 
      dankzij de zwaartekracht. Wegwerkers die de weg asfalteerden hielpen ons bij 
      het draaien, en langzaam reden we terug naar het politieburo in Arusha, aan 
      de voet van de helling.  
              
      	Maar hoe terug te gaan naar Mombasa,Kenya vanwaar onze vlucht naar 
      huis zou vertrekken over twee dagen. We hadden weinig tijd meer want we hadden 
      al bijna een hele week in Tsavo West en East rondgereden. Geluk gehad dus dat we 
      niet eerder panne hadden gehad in dat uitgestrekte gebied. Dan hadden we mooi met 
      een kudde olifanten kunnen meelopen om te overleven....
      
      	De taxi bracht ons naar het vliegveld van Arusha, maar helaas was de 
      vlucht naar Mombasa volgeboekt. Voor 20 dollar liet de verkeersleider c.q. 
      incheck-employe iedereen weer uit het vliegtuig komen en alle   
      baggage wegen, maar niemand had overbagage. 
      Of hadden het wel, maar  betaalden meer, wie zal het zeggen. 
      	Zonder onze 20 dollar ontwikkelingsgeld namen we laat in de avond de 
      taxi terug naar Arusha, waar we overnachtten. De volgende dag hebben we na een 
      taxirit van een hele dag toch nog Mombasa bereikt.         
      	Terug in Tilburg, had Clasien ons eerste huis gekocht.               
      
      
      Egypte 1973
      
      	‘No Sir, no flight today, the war has started’. Sprakeloos keken     
      Mathieu en ik elkaar aan. Oorlog ? En wij zouden vandaag vanuit Luxor terug 
      vliegen naar Cairo, doorvliegen naar Nairobi en dan over land naar Tanzania 
      en evt. Madagascar gaan. Geweldig dus. 
      	Die avond namen we weer de nachttrein naar Cairo en checkten in in het 
      Sheraton Hotel in afwachting van wat komen ging. 
      
      	Weinig voorlopig. De ambassadeurs van de EEG-landen overlegden hoe ze 
      de 1200 EEG-onderdanen het snelst konden evacueren. 
      	In Cairo was van de oorlog weinig te merken. Alles ging schijnbaar 
      zo’n normale gangetje. De oorlog volgden we op de telex van Reuter 
      in de hal van het hotel en via de Wereldomroep.     
      
      	Na een paar dagen bleek dat we in het verkeerde hotel zaten. 
      Alle gasten die verbleven in Egyptische staatshotels kregen hun gedwongen 
      verlenging gratis aangeboden door de Egyptische regering.               
      	Elke dag gingen we even op bezoek bij de Nederlandse ambassade, en na 
      een week kregen we te horen dat de Franse regering de veerboot van Marseille 
      naar Algiers, naar Alexandrie had gedirigeerd om de Europeanen op te halen. 
      Vier dagen zwalkten we op zee onder escorte van diverse Europese marineschepen. 
      	De Nederlandse regering was zo vriendelijk geweest een speciaal vliegtuig 
      te sturen naar Marseille om alle Nederlanders op te halen. 
      Op onze eigen kosten bleek na 2 weken toen we de rekening ontvingen. 
      Maar dat hadden we er graag voor over om weer thuis te zijn.
      
      
      Midden Oosten 1972
      
      	Vanaf half negen die ochtend stonden we al te schreeuwen om meer passagiers. 
      Letterlijk wel te verstaan. De taxichauffeur had ons bezworen dat hij alleen vertrok 
      met nog 2 passagiers erbij. Dan zou hij de lange rit aanvangen die ons in 18 uur van 
      Damascus via de woestijn naar Baghdad zou brengen. We konden natuurlijk ook 40 gulden 
      per persoon bijbetalen voor twee lege stoelen. 
      Dan nog maar even langer schreeuwen. 
      
      Tegen twaalf uur hadden we er nog twee Saoedi’s bij die via Baghdad naar Koeweit 
      wilden en nog verder. De taxi vertrok. De woestijn leek geen eind te krijgen. 
      Bloedheet was het. Regelmatig werd gestopt om te bidden richting Mekka. 
      Midden in de nacht en midden in de woestijn bereikten we de Syrische grenspost. 
      100 kilometer  verderop de Iraakse.
      
      	Tegen de eerste gebedsdienst in de moskee dropte de taxichauffeur ons bij 
      een hotel waar de kakkerlakken ons al buiten stonden op te wachten. Een lokale 
      taxichauffeur maakten we duidelijk dat verwende westerlingen echt een andere 
      klasse hotel gewend zijn. Het nieuwe hotel was nog niet het allerbeste, maar er 
      logeerden wel westerlingen hetgeen ons wat gerust stelde. 
      
      	Slapen konden we niet meer, dus maar meteen er op uit om een visum te 
      krijgen om verder te reizen. Koeweit was geen probleem, maar dan de ambassade 
      van Saoedie-Arabie. 
      Daar  werd ons duidelijk gemaakt dat alleen Moslims een visum kunnen krijgen.
      
      	Niet getalmd dus, naar de moskee. Zes uur na aankomst in Baghdad stonden 
      we voor een schriftgeleerde, zo weggelopen uit de sprookjes van 1001 nacht, 
      inclusief prachtige lange grijze baard, die ons wilde ‘bekeren’ indien we twee 
      getuigen hadden die hem ervan konden overtuigen dat wij ook na terugkomst in 
      Nederland eeuwig trouw zouden blijven aan Allah. 
      Maar we kenden alleen de taxichauffeur die ons begeleidde.
      
      	Wat kon men anders verwachten na 6 uur in een wildvreemde stad ?     
      Ook de Nederlandse ambassade kon ons niet helpen, want die had alleen Christelijk 
      personeel in dienst. Waarschijnlijk omdat die minder bidden en harder werken. 
      Bovendien geloofde het ambassadepersoneel terecht niet dat we in Nederland erg 
      lang Moslim zouden blijven.     
      
      	We zouden toch naar Koeweit gaan en maar hopen dat Allah ons onderweg 
      nog een oplossing zou toespelen. Maar eerst natuurlijk naar Babylon, waar we de 
      hangende tuinen zouden bezoeken. 
      We waren die dag de enige toeristen en we hadden de tijd aan onszelf.
      
      	Op deze reis hadden we ‘n week eerder in ‘n rode Kever heel Libanon 
      doorgecrost. ‘n Prachtig land, nog mooier dan Israel. We hadden er veel oude 
      ruines bezocht. Daar reeds was het Mathieu en mij opgevallen dat een mens wel 
      heel veel fantasie moet hebben om zich te kunnen inbeelden hoe het er twee- a 
      drieduizend jaar geleden uit moet hebben gezien.     
      	Waarom niet alles netjes gerestaureerd met de ruine als basis. 
      Stenen zijn even oud, of ze deel van een ruine zijn of niet. 
      Het zou de geschiedenis veel meer doen leven en meer toeristen trekken.
      
      	Na Babylon gingen we via Basra naar Koeweit. We konden het niet nalaten 
      de taxi onderweg even te laten stoppen bij een plaatsnaambord met een obscene 
      Nederlandse naam, die Arabieren uitspreken als Koet.
      En op een mooie julidag checkten we in het Kuwait Hilton in, met korte broek en 
      T-shirt. Ze stonden wel even raar te kijken van die twee Hollandse snotneuzen, 
      maar ze waren te netjes om er iets van te zeggen
      
      	Ook in Koeweit bereikten we niets bij de ambassade van Saoedie Arabie. 
      Dan maar naar Iran. Koeweit - Abadan met ‘t vliegtuig, en toen hadden we allebei 
      zo de balen van het gehele gedoe, dat we besloten naar Israel te gaan. 
      Vanuit Abadan met de taxi naar de grens, twee kilometer zelf lopen naar de 
      Iraakse grenspost, van daaruit de taxi naar Basra, Baghdad en Amman, en dan de 
      laatste taxi naar de Allenby-bridge over de Jordaan, de scheiding tussen Jordanie 
      en Israel.
      
      	Helaas denken de Jordanezen nog steeds dat ze op de Westoever de baas 
      zijn, en ze verplichten iedereen een visum te hebben, hetgeen 5 dagen wachten 
      betekent in Amman. Dan maar weer de taxi naar Beiroet via Damascus, het vliegtuig 
      naar Cyprus en de boot naar Haifa.
      
      	Bij de bagagecontrole vond de Israelische politie de PLO-speldjes die
      wij als souvenir op de markt in Damascus hadden gekocht. Vier uren ondervragen 
      was het gevolg, maar toen geloofden ze echt wel dat we geen terroristen waren. 
      Mede omdat we Nederlander waren en allebei eerder in Israel op de kibboets 
      hadden gewerkt.
      	Twee dagen later vloog ik terug naar Nederland. Doodmoe van onze reis 
      door het Midden Oosten die slechts 17 dagen had geduurd. En dat, terwijl we van 
      plan waren geweest om 6 weken naar India te gaan.        
      Over land wel te verstaan....
      
      
      Rond de Wereld
      
      
      	Urenlange vluchten tussen de continenten. BERMUDA. 
      Talloze cirkeltjes draaien om te mogen landen. BAHAMA’S. 
      Schier eindeloze rijen wachtenden voor de paspoortcontroles. MIAMI. 
      Dure taxiritten naar de stad toe. LOS ANGELES. 
      En weer wachten bij de hotelbalie. HAWAII. 
      Elke dag of elke week een nieuw land ontdekken. TOKYO.
      	
      	Maar geen cruise of luxe treinreis kan het gevoel geven van de 
      Rond-de-Wereld reis.   SEOUL.    
      Een tijdje lang een echte wereldburger te zijn. TAIPEI. 
      Als een vogel vliegend over Moeder Aarde. HONG KONG. 
      Een tijdje te behoren tot de ‘jet’set. BANGKOK. 
      Afstand nemen van de ‘problemen’ thuis. BOMBAY.   
      En thuis komend toch weer de draad kunnen oppakken. HOLLAND.
      
      	Weg uit de roes van de ‘top of the bill’ in reizen: Rond de Wereld.  
      	
      
      
      'n Rondje op de kermis
      
      Miljarden jaren draait de aarde al rond
      Allemaal mogen we een paar rondjes meedraaien
      zoals een kind op de kermis
      Sommige rondjes zijn fantastisch, andere zijn verschrikkelijk
      Niets heeft het eeuwige leven
      
      Alles is betrekkelijk, zowel voorspoed als tegenspoed
      Ieder mens mag kiezen hoe hij meedraait
      De manier waarop is niet zo belangrijk
      Want op een gegeven dag is ook voor jou de kermis weer voorbij....
      
      
      
      

    The First Day an American President in Holland




      Copyright 1990-2023 Ad Latjes